• Netzijdige zekering (max. 16 A, traag) en lek-
stroom-veiligheidsschakelaar overeenkomstig de
geldende voorschriften installeren.
• De kabeleinden van de pompkabel door de kabel-
schroeven en kabelingangen steken en bedraden
volgens de markeringen op de klemmenstrook.
• De pomp/installatie volgens de voorschriften
aarden.
• De klemmenstrook moet als volgt worden
bedraad:
Netaansluiting 1~230 V (L, N, PE):
De aansluiting op het stroomnet vindt plaats via
een Schuko-stekker voor een contactdoos vol-
gens VDE 0620.
Netaansluiting 3~400 V (L1, L2, L3, PE):
De aansluiting op het stroomnet vindt plaats via
een CEE-stekker voor een CEE-contactdoos vol-
gens VDE 0623.
Motorbeveiliging (klemmen 2/T1, 4/T2, 6/T3)
De pomp wordt direct op de motorbeveiliging aan
de klemmen 2/T1, 4/T2 en 6/T3 aangesloten vol-
gens schakelschema (fig. 2). De aardleiding wordt
aangesloten op de resterende PE-klem.
SSM (klem 7, 8, 9):
Aansluiting voor externe verzamelstoringsmel-
ding, potentiaalvrij wisselcontact,
• min. contactbelasting 12 V DC, 10 mA,
• max. contactbelasting 250 V~, 1A,
bijvoorbeeld voor de aansluiting van een hoorn,
flitslamp of alarmtoestel (bij potentiaalvrije
ingang).
Het contact is bij alarm, spanningsuitval en bij een
uitgeschakelde hoofdschakelaar tussen klem 8 en
9 gesloten.
GL (klem 3, 4):
Aansluiting voor vlotterschakelaar voor het scha-
kelen van de pomp.
HW (klem 5, 6):
Aansluiting voor vlotterschakelaar voor hoog
water en voor de gedwongen inschakeling van de
pomp.
WSK (klem 1, 2):
Aansluiting voor motorbeveiliging WSK (wikke-
lingsveiligheidscontact). De in de fabriek aange-
brachte brug moet bij aansluiting van een pomp
met wikkelingsveiligheidscontact worden verwij-
derd.
• Nadat het apparaat elektrisch is aangesloten het
bovenste deel van het huis voorzichtig op het
onderste deel zetten. Bevestigingschroeven weer
vastdraaien.
8 Inbedrijfname
Voor de inbedrijfname van de pompinstallatie met
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Control EC-Drain LS1
het schakeltoestel EC-Drain LS1 alle instellingen,
zoals
• spanningskeuze,
• instellingen van de DIP-schakelaars en de instel-
ling van de nominale pompstroom (zie 6.2.3),
• nalooptijd (zie 6.2.4),
controleren.
Controle van de draairichting enkel bij
(3~)-uitvoering:
• Bij verkeerde fasenvolgorde klinkt er een akoes-
tisch signaal en er wordt een optische indicatie
gegeven door het knipperen van alle LED's, ach-
tereenvolgens van rechts naar links (looplicht), en
de verzamelstoringsmelding is actief.
AANWIJZING: Om de pomp te beschermen tegen
een verkeerde draairichting is bij activering van de
draairichtingcontrole een automatische start of
het inschakelen met de hand niet mogelijk.
• In dit geval moet de faseomkeerder in de CEE-
stekker worden ingedrukt en 180° worden
gedraaid met een geschikte schroevendraaier
(fig. 3).
Fig. 3
Instelling van de
draairichting
met de fase-
omkeerder
Accu plaatsen (toebehoren)
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij werkzaamheden aan een geopend schakel-
toestel bestaat het gevaar voor elektrische
schok door de aanraking van onder spanning
staande onderdelen.
De werkzaamheden mogen enkel worden uitge-
voerd door vakpersoneel!
Voor het plaatsen van de accu het apparaat
spanningsvrij schakelen en beveiligen tegen
onbevoegd herinschakelen.
• Accu in de daarvoor bestemde houder plaatsen.
Op de juiste polen letten!
• De accu met de meegeleverde kabelbinder beves-
tigen (fig. 2, pos. 3).
AANWIJZING: De accu moet bij inbedrijfname vol-
ledig zijn geladen of 24 uur in het schakeltoestel
worden geladen.
Nederlands
29