De endoscoop inbrengen 7a
Smeer het inbrengsnoer in met een medisch glijmiddel voordat de endoscoop bij de patiënt
wordt ingebracht. Als het camerabeeld van de endoscoop onduidelijk wordt, kan de distale tip
worden gereinigd door de distale tip voorzichtig tegen de slijmvlieswand te wrijven of door de
endoscoop terug te trekken en de distale tip te reinigen. Als de endoscoop oraal wordt inge-
bracht, raden wij u aan een mondstuk te gebruiken om te voorkomen dat de endoscoop
beschadigd raakt. Het wordt aanbevolen om het inbrengapparaat uit de ingang van het werk-
kanaal te verwijderen wanneer dit niet wordt gebruikt.
Vloeistoffen inbrengen 7b
Er kunnen vloeistoffen via het werkkanaal worden geïnstilleerd door een injectiespuit in de
ingang van het werkkanaal boven op de endoscoop in te brengen. Als er een Luer Lock-
injectiespuit wordt gebruikt, moet het meegeleverde inbrengapparaat worden gebruikt.
Breng de injectiespuit volledig in de ingang van het werkkanaal of het inbrengapparaat in en
druk op de zuiger om vloeistof te instilleren. Zorg dat u tijdens deze procedure geen afzuiging
toepast, omdat de ingebrachte vloeistoffen dan in het afzuigverzamelsysteem komen. Spoel
het kanaal door met 2 ml lucht zodat al het plaatselijke verdovingsmiddel uit het kanaal komt.
Het wordt aanbevolen om het inbrengapparaat uit de ingang van het werkkanaal te verwijde-
ren wanneer dit niet wordt gebruikt.
Aspiratie 7c
Als op de afzuigconnector een afzuigsysteem wordt aangesloten, kan afzuiging worden toe-
gepast door de afzuigknop met uw wijsvinger in te drukken. Als het inbrengapparaat en/of
een endoscopisch accessoire in het werkkanaal wordt geplaatst, neemt de afzuigcapaciteit af.
Voor een optimale afzuigcapaciteit wordt aanbevolen om gedurende afzuiging het inbren-
gapparaat of de injectiespuit volledig te verwijderen.
Endoscopische accessoires inbrengen 7d
Zorg altijd dat u de juiste maat kiest voor endoscopische accessoires voor de endoscoop.
Controleer het endoscopische accessoire voordat u het gebruikt. Vervang het als het een afwij-
kende werking vertoont of er anders uitziet. Breng het endoscopische accessoire in de ingang
van het werkkanaal in en breng het voorzichtig naar binnen via het werkkanaal, totdat het op
de aView te zien is. Het meegeleverde inbrengapparaat kan worden gebruikt om het inbren-
gen van zachte accessoires, zoals een microbiologieborstel, te vergemakkelijken.
De endoscoop terugtrekken 8
Verzeker u ervan dat de hendel in de neutrale stand staat wanneer u de endoscoop terughaalt.
Trek de endoscoop langzaam terug terwijl u naar het livebeeld op het weergaveapparaat kijkt.
4.3. Na gebruik
Visuele controle 9
1.
Ontbreken er onderdelen op het buigstuk, de lens of het inbrengsnoer? Zo ja, dan dient u
corrigerende maatregelen te nemen om het/de ontbrekende onderde(e)l(en) te vinden.
2.
Zijn er tekenen van beschadiging op het buigstuk, de lens of het inbrengsnoer? Zo ja,
onderzoek dan of het product intact is en ga na of er onderdelen ontbreken.
3.
Zijn er insnijdingen, gaten, doorbuigingen, opzwellingen of andere onregelmatigheden
op het buigstuk, de lens of het inbrengsnoer zichtbaar? Zo ja, onderzoek dan of het pro-
duct intact is en ga na of er onderdelen ontbreken.
Als corrigerende maatregelen nodig zijn (stap 1 tot en met 3), voert u deze uit in overeenstem-
ming met de plaatselijke ziekenhuisprocedures. De onderdelen van het inbrengsnoer zijn
niet-röntgendoorlatend.
Verbinding verbreken
De endoscoop ontkoppelen van het weergaveapparaat 10 .
Afvalverwerking
Gooi de endoscoop, een hulpmiddel voor eenmalig gebruik, weg. Na gebruik wordt de
endoscoop als verontreinigd beschouwd en dient deze te worden afgevoerd in overeenstem-
ming met de plaatselijke richtlijnen voor de inzameling van verontreinigde medische hulpmid-
delen met elektronische onderdelen.
161