Elektrische aansluiting - Het apparaat moet op het stroomnet aangesloten worden volgens de
geldende wettelijke reglementering. Controleer voor de aansluiting het volgende:
11. controleer of de spannings- en frequentiewaarden van het plaatselijke stroomnet
overeenstemmen met de waarden die vermeld staan op het kenplaatje met de "technische
gegevens" op het apparaat;
12. de elektrische installatie de belasting van het apparaat kan verdragen (zie het plaatje met de
"technische gegevens");
13. de stroomvoorziening moet adequaat geaard worden volgens de geldende wettelijke
reglementeringen;
6 de omnipolaire schakelaar die voor de verbinding met het net gebruikt wordt gemakkelijk
bereikbaar is wanneer het apparaat geïnstalleerd is;
7 in de rechtstreekse aansluiting op het net, tussen het apparaat en het net, een omnipolaire
veiligheidsschakelaar geplaatst wordt met een minimale opening tussen de contacten, van
overspanningscategorie III (4000V), afgesteld op de belasting en in overeenstemming met de
van kracht zijnde normen;
8 de gele/groene aarddraad wordt niet door de schakelaar onderbroken;
9 wanneer het apparaat in werking is, de voedingsspanning niet meer dan ±10% van de waarde
van het voltage mag afwijken.
Controleer nadat de voedingskabel in de klemmenstrook gestoken is of deze niet in contact komt met
om het even welk warm onderdeel van het apparaat.
als de stroomkabel beschadigd is, moet deze door de fabrikant, een technische dienst of een
gekwalificeerde persoon vervangen worden om risico's te vermijden.
Aansluiting van de stroomkabel - Het klemmenbord bevindt zich aan de achterkant van het apparaat.
Verwijder hiervoor het achterpaneel van het apparaat. Los de schroef van de kabelklem en voer de
kabel erdoor. Schik de geleiders dusdanig dat de aardgeleider als laatste los zou komen van de terminal
als de kabel een verkeerde trekbelasting zou krijgen. Sluit de fasegeleider aan op de terminal die met
de letter "L" gemarkeerd is, de neutrale geleider op de terminal die met de letter "N" gemarkeerd is en
de aardgeleider op de terminal met het symbol
opnieuw op het apparaat. Het apparaat moet aangesloten zijn op een equipotentiaal systeem waarvan
de efficiëntie eerst moet getest zijn volgens de geldende wettelijke voorschriften. Deze verbinding moet
gebeuren tussen verschillende apparaten door middel van de juiste terminal die gemarkeerd is met het
symbol
. De equipotentiaal geleider moet een minimumdiameter hebben van 2,5 mm
equipotentiaalklem bevindt zich aan de achterzijde van het apparaat
Thermische verbrekingsschakelaar - Het apparaat heeft een manuele reset van de thermische
verbrekingsschakelaar. Deze beschermt het apparaat tegen gevaarlijke oververhitting die eventueel in
het apparaat zou kunnen ontstaan. Als er een fout optreedt in het apparaat, wordt de elektrische stroom
onderbroken waardoor het niet meer kan werken.
. Draai de kabelklem vast en bevestig het achterpaneel
2
. De