INLOOPPERIODE
De eerste 10 uren van de inloopperiode zijn van
groot belang voor de verdere levensduur van de
motor. Het juiste gebruik van de motor gedu-
rende de inloopperiode is van essentieel belang
voor de levensduur en de prestaties. Laat de
motor inlopen volgens de onderstaande richtlij-
nen.
LET OP
Als u de hieronder beschreven inloopproce-
dures niet opvolgt, kan dit resulteren in ern-
stige beschadiging van de motor.
Volg de hieronder beschreven inloopprocedu-
res zorgvuldig op.
Inloopperiode: 10 uur
Inloopprocedure
1. Eerste twee uren:
Laat de motor bij koude start minimaal 5
minuten stationair warmdraaien.
LET OP
Als de motor direct na een koude start met te
hoog toerental draait, kan dit ernstige bescha-
diging van de motor veroorzaken.
Laat de motor altijd voldoende stationair
draaien (5 minuten) zodat deze goed is opge-
warmd voordat u de motor met hoog toerental
laat draaien.
Laat nadat de motor op bedrijfstemperatuur
gekomen is, de motor in de neutraalstand of bij
ingeschakelde vooruitstand stationair draaien.
Geef gedurende de volgende 1 uur en 45 minu-
ten de motor niet meer dan half gas (3.000
omw/min).
AANWIJZING:
U mag meer gas geven om de boot te laten pla-
neren. Ga daarna terug naar de aanbevolen
gasklepstand.
2. Volgende uur:
Laat de motor belast met 4.000 omw/min of
3/4 gas draaien.
3. Resterende 7 uur:
Laat de motor belast met het gewenste toe-
rental draaien. U mag van tijd tot tijd volgas
geven als dat tenminste niet langer dan 5
minuten achter elkaar is.
LET OP
Langer dan 5 minuten achtereen met volgas
varen tijdens de laatste 7 uur van de inlooppe-
riode kan ernstige motorschade, zoals het
vastlopen van de zuigers, veroorzaken.
Tijdens de laatste 7 uur van de inloopperiode
mag u niet langer dan 5 minuten achtereen
met volgas varen.
27