12
NL
de stam.
5. Zaag de stam aan de tegenoverliggende zijde, iets
boven de punt van de inkeping en laat een "schar-
nier" (1) van ongeveer 5-10 cm vrij.
6. Zonder het blad te verwijderen, wordt de breedte van
de scharnier geleidelijk aan kleiner gemaakt, tot de
boom omvalt.
7. In bijzondere situaties of bij een schaarse stabiliteit,
kan het vellen voltooid worden door twee wiggen (2)
aan de zijde tegenover de valzijde aan te brengen
en met een hamer op de wiggen te kloppen tot de
boom omvalt.
• Snoeien na het vellen (Fig. 15)
LET OP!
tak op de grond, aan de mogelijkheid dat die in
spanning staat, aan de richting die de tak kan aan
nemen tijdens het zagen en aan de mogelijke insta
biliteit van de boom na het afzagen van de tak.
1. Neem de richting waar waarin de tak in de stam zit.
2. Begin te zagen aan de plooizijde en maak het werk
af aan de tegenoverliggende zijde.
• Een stam doorzagen (Fig. 16)
Het doorzagen van een stam wordt vergemakkelijkt
door het gebruik van de pal.
1. Steek de pal in de stam, voer een hefboomkracht
uit op de pal en laat de kettingzaag een boogvor-
mige beweging maken zodat het blad in het hout
kan dringen.
8. ONDERHOUD EN OPSLAG
Een correct onderhoud is fundamenteel om in de tijd de
oorspronkelijke efficiëntie en gebruiksveiligheid van de
machine in stand te houden.
LET OP!
– Haal de kap van de bougie.
– Wacht tot de motor voldoende afgekoeld is.
– Gebruik werkhandschoenen voor het hanteren
van het blad en de ketting.
– Houd de bladbeschermingen op hun plaats, ten
zij aan het blad zelf of aan de ketting gewerkt
moet worden.
– De olie, benzine of andere vervuilende materialen
niet in het milieu gooien.
GEBRUIK VAN DE MACHINE / ONDERHOUD EN OPSLAG
Let op de steunpunten van de
Tijdens het onderhoud:
2. Herhaal de handeling meerdere keren indien nodig,
door het steunpunt van de pal te verplaatsen.
• Een stam doorzagen op de grond (Fig. 17)
Zaag tot ongeveer halverwege de diameter, rol de stam
en maak het werk af aan de tegenoverliggende zijde.
• Een opgetilde stam doorzagen (Fig. 18)
1. Indien het zagen na de steunpunten (A) plaatsvindt,
zaag dan tot een derde van de diameter onderaan en
maak het werk af bovenaan.
2. Indien gezaagd wordt tussen twee steunpunten (B),
zaag dan tot een derde van de diameter bovenaan
en maak het werk af langs onder.
NA HET WERKEN
Na het werken:
– Schakel de motor uit zoals eerder aangegeven
(Hoofdstuk 6).
– Wacht tot de ketting tot stilstand gekomen zijn en
monteer de bladbescherming.
CILINDER EN GELUIDSDEMPER (Fig. 19)
Om brandgevaar te beperken, worden de vleugels van
de cilinder regelmatig gereinigd met perslucht en wordt
de zone van de geluidsdemper vrijgemaakt van zaagsel,
takjes, bladeren of ander afval.
STARTGROEP
Om oververhitting en schade aan de motor te voorko-
men, moeten de roosters voor de aanzuiging van de
koellucht altijd schoon en vrij van zaagsel en vuil zijn .
Het starttouw moet vervangen worden bij de eerste te-
kenen van slijtage.