GEBRUIK VAN DE MACHINE
LET OP!
wanneer de ketting zich tijdens het werk blokkeert.
Let altijd op voor mogelijke terugslagen (kickback)
wanneer het blad in contact komt met een hinder
nis.
• Een boom snoeien (Afb. 13)
LET OP!
waarin de takken zullen vallen vrij is.
1. Ga aan de zijde tegenover de af te zagen tak staan.
2. Begin met de laagste takken en werk zo naar de
hogere takken toe.
3. Zaag van boven naar beneden, om te voorkomen dat
het blad vastraakt.
• Een boom vellen (Afb. 14)
LET OP!
werkt stroomopwaarts van de boom. Zorg ervoor
dat de gevelde stam geen schade kan veroorzaken
bij het naar beneden rollen.
1. Bepaal de valrichting van de boom rekenig houdend
met de wind, de helling van de plant, de positie van
de zwaarste takken, het gemakkelijk werken na het
vellen, enz.
2. Maak de zone rond de boom vrij en zorg voor een
goede steunplaats voor de voeten.
3. Voorzie gepaste vluchtwegen, vrij van hindernissen;
de vluchtwegen moeten zich op ongeveer 45° in de
richting tegenover de valrichting van de boom bevin-
den en een snelle vlucht van de bediener naar een
veilige plaats mogelijk maken. Deze veilige plaats
moet op een afstand liggen die 2,5 keer de hoogte
van de te vellen boom bedraagt.
4. Breng aan de valzijde een inkeping aan met een
diepte gelijk aan een derde van de doorsnede van
de stam.
5. Zaag de stam aan de tegenoverliggende zijde, iets
boven de punt van de inkeping en laat een "schar-
nier" (1) van ongeveer 5-10 cm vrij.
6. Zonder het blad te verwijderen, wordt de breedte van
de scharnier geleidelijk aan kleiner gemaakt, tot de
boom omvalt.
7. In bijzondere situaties of bij een schaarse stabiliteit,
kan het vellen voltooid worden door twee wiggen (2)
aan de zijde tegenover de valzijde aan te brengen
en met een hamer op de wiggen te kloppen tot de
boom omvalt.
Leg de motor onmiddellijk stil
Zorg ervoor dat de zone
Op hellingen wordt altijd ge
• Snoeien na het vellen (Afb. 15)
LET OP!
tak op de grond, aan de mogelijkheid dat die in
spanning staat, aan de richting die de tak kan aan
nemen tijdens het zagen en aan de mogelijke insta
biliteit van de boom na het afzagen van de tak.
1. Neem de richting waar waarin de tak in de stam zit.
2. Begin te zagen aan de plooizijde en maak het werk
af aan de tegenoverliggende zijde.
• Een stam doorzagen (Afb. 16)
Het doorzagen van een stam wordt vergemakkelijkt
door het gebruik van de pal.
1. Steek de pal in de stam, voer een hefboomkracht
uit op de pal en laat de kettingzaag een boogvor-
mige beweging maken zodat het blad in het hout
kan dringen.
2. Herhaal de handeling meerdere keren indien nodig,
door het steunpunt van de pal te verplaatsen.
• Een stam doorzagen op de grond (Afb. 17)
Zaag tot ongeveer halverwege de diameter, rol de stam
en maak het werk af aan de tegenoverliggende zijde.
• Een opgetilde stam doorzagen (Afb. 18)
1. Indien het zagen na de steunpunten (A) plaatsvindt,
zaag dan tot een derde van de diameter onderaan en
maak het werk af bovenaan.
2. Indien gezaagd wordt tussen twee steunpunten (B),
zaag dan tot een derde van de diameter bovenaan
en maak het werk af langs onder.
Het gebruik van de pal voor het doorsnijden van bomen
en dikke taken verzekert uw veiligheid en vermindert de
inspanning van het werk en het niveau van de trillingen.
3. NA HET WERKEN
Na het werken:
– Schakel de motor uit zoals eerder aangegeven
(Hoofdstuk 6).
– Wacht tot de ketting tot stilstand gekomen is en laat
de machine afkoelen.
– Draai de bevestigingsbouten van de staaf los om de
spanning van de ketting te verminderen.
– Verwijder alle sporen van zaagsel of olieresten van
de ketting.
– Indien de ketting erg bevuild is of indien er veel hars
NL
Let op de steunpunten van de
13