zijn bewegingen.
• G ebruik aanpassende beschermende kledij,
trillingdempende handschoenen, bescher-
mende bril, anti–stofmaskers, gehoorbescher-
mers en anti–snij schoenen met anti–slipzool.
• D raag geen sjaals, hemden, kettingen of an-
dere hangende of brede accessoires die in de
machine verklemd kunnen geraken.
• L ang haar wordt zorgvuldig bijeengebonden.
2) LET OP: GEVAAR! Benzine is bijzonder
brandbaar.
• b ewaar de brandstof in gepaste recipiënten
die geschikt zijn voor dit gebruik;
• v ul de brandstof met een trechter alleen buiten
bij en rook niet tijdens deze werkzaamheden
en wanneer u met de brandstof bezig bent;
• o pen de dop van het reservoir langzaam om
de interne druk geleidelijk aan af te laten;
• g iet de brandstof in het reservoir vóórdat u de
motor aanzet: als de motor aanstaat of warm
is mag u geen brandstof toevoegen of de dop
van de benzinetank afdraaien;
• a ls u benzine gemorst hebt mag u de motor
niet starten maar dient u de machine uit de
buurt van de plek waar u de benzine gemorst
hebt te brengen en voorkomen dat er brand
ontstaat. U dient te wachten totdat de brand-
stof verdampt is en de benzinedampen opge-
lost zijn.
• d raai de dop altijd weer goed op de tank van
de machine en het benzinereservoir.
• r einig onmiddellijk elk spoor van benzine ge-
morst op de machine of op de grond;
• s tart de machine niet op de plaats waar de
brandstof bijgevuld werd; de motor wordt ge-
start op een afstand van minstens 3 meter van
de plaats waar de brandstof bijgevuld werd.
• v ermijd dat de brandstof in contact komt met
de kledij en, mocht dit toch gebeuren, trek
dan andere kledij aan vooraleer de motor te
starten ;
4) Vervang defecte of beschadigde geluids-
dempers.
5) Ga vòòr het gebruik over op een nauwgezette
controle van de werkzaamheid van de machine,
en in het bijzonder:
• d e versnellingshendel moet vrij kunnen bewe-
gen, zonder geforceerd te worden, en bij het
loslaten moet deze automatisch en snel terug
in de neutrale stand komen;
• d e stopschakelaar van de motor moet mak-
kelijk van de ene stand in de andere gebracht
kunnen worden;
• d e elektrische kabels en in het bijzonder de
kabel van de bougie moeten onbeschadigd
zijn om te voorkomen dat vonken ontstaan;
de kap moet correct op de bougie gemon-
teerd zijn;
• d e handgrepen en beschermingen van de ma-
chine moeten schoon, droog, en stevig beves-
tigd zijn op de machine;
• d e beschermingen mogen geenszins bescha-
digd zijn;
• d e rotor mag niet beschadigd zijn.
• d e opvangzak mag niet beschadigd zijn.
6) Controleer grondig heel de werkzone en ver-
wijder met de hand, met een hark of borstel, al
wat door de machine weggeschoten zou kunnen
worden (bij gebruik als blazer) of wat de zuigbuis
zou kunnen verklemmen (bij gebruik als zuiger)
of wat oorzaak van gevaar zou kunnen zijn ( ste-
nen, takken, ijzerdraden, beenderen, enz.).
C) TIJDENS HET GEBRUIK
1) Start de motor niet in gesloten ruimten waar
zich gevaarlijke koolstofmonoxide kan ontwik-
kelen.
2) Werk enkel bij daglicht of met een goede
kunstmatige verlichting en bij goede zichtbaar-
heid.
3) Bij stoffig terrein, raadt men aan de opper-
vlakte lichtjes te bevochtigen.
4) Wees geen storend element. Gebruik de ma-
chine enkel tijdens redelijke uren (niet 's och-
tends vroeg of 's avonds laat, wanneer dit sto-
rend zou kunnen zijn voor andere personen).
5) Monteer geen apparaten of toebehoren op
de machine die niet voorzien en gehomologeerd
werden door de fabrikant.
6) Gebruik de machine in geen geval:
• z onder alle toebehoren gemonteerd te heb-
ben die voor ieder gebruik voorzien zijn (bla-
zen of zuigen);
• a ls er personen, in het bijzonder kinderen of
dieren in de buurt zijn;
• i n gesloten omgevingen, bij aanwezigheid van
uitwasemingen, in ontplofbare omgevingen of
nabij ontvlambare materialen of elektrische
apparaten.
7) Blijf stil en stabiel staan:
• v ermijd zoveel mogelijk te werken op een natte
of glibberige grond, of in ieder geval op te on-
effen of steile terreinen die de stabiliteit van de
bediener tijdens het werken niet kunnen ga-
randeren;
• l oop niet maar ga normaal en let op oneffen-
heden van het terrein en de aanwezigheid van
eventuele hindernissen;
• b eoordeel de mogelijke risico's verbonden met
het te bewerken terrein en tref alle noodzake-
lijke voorzorgsmaatregelen om borg te staan
voor de eigen veiligheid, vooral op hellingen,
oneffen, glibberige of mobiele terreinen.
8) Start de motor terwijl de machine stevig vast-
gehouden wordt:
• z org ervoor dan de andere personen zich
3