– m et de klok mee om het toerental van de mo-
tor te verhogen;
– t egen de klok in om het toerental van de motor
te verminderen;
Na de afstelling, moet de motor zonder onregel-
matigheden of aarzelingen aan het minimumtoe-
rental draaien.
5.8 LANGDURIGE PERIODE
VAN INACTIVITEIT
BELANGRIJK Indien men van plan is de ma-
chine langer dan 2 - 3 maanden niet te gebruiken,
moe ten een aantal voorzorgsmaatregelen getrof-
fen wor den om problemen te vermijden bij het
hervatten van het werk of om permanente schade
aan de motor te voorkomen.
5.8.1 Opberging
Alvorens de machine te op te bergen:
– L edig de brandstoftank.
– S tart de motor en laat hem op het laagste toe-
rental draaien tot de stilstand, zodat alle in
het reservoir overgebleven brandstof opge-
bruikt wordt.
– L aat de motor afkoelen en demonteer de bou-
gie.
– G iet een theelepel verse olie in het gat van
de bougie.
– T rek verschillende keren aan de startknop om
de olie goed te verdelen in de cilinder.
– H ermonteer de bougie met de zuiger aan het
bo v en s te dood punt (zichtbaar vanuit het gat
van de bou g ie wanneer de zuiger aan de eind-
aanslag ge k o m en is).
5.8.2 Hervatten van de activiteit
Wanneer de machine weer gestart wordt:
– V erwijder de bougie.
– T rek enkele keren aan de startknop om de
overtollige olie te verwijderen.
– C ontroler de bougie zoals beschreven in het
hoofdstuk "Controle van de bougie".
– B ereid de machine voor zoals aangegeven in
het hoofdstuk "Vóór het gebruik".
6. BUITENGEWOON ONDERHOUD
Deze ingrepen mogen enkel door uw Verkoper
uitgevoerd worden.
Handelingen die uitgevoerd werden in niet ge-
schikte structuren of door onbekwame personen
doen de garantie vervallen.
6.1 BRANDSTOFFILTER
In het reservoir werd voorzien in een filter die
voorkomt dat onzuiverheden binnendringen in
de motor.
Eenmaal per jaar moet de filter vervangen wor-
den door uw verkoper.
6.2 REGELING VAN DE CARBURATOR
De carburator werd in de fabriek geregeld met
het oog op de beste prestaties in alle omstan-
digheden, met een minimale uitstoot van scha-
delijke gassen, overeenkomstig de geldende
normen.
In geval van schaarse prestaties, wendt u zich
tot de Verkoper voor een controle van de brand-
stoftoevoer en de motor.
7. STORINGEN
Wat te doen bij ...
Oorsprong van het
probleem
1. De motor start niet of blijft niet draaien
De startprocedure
is niet correct
De bougie is vuil of de
afstand tussen de
elektroden is niet gepast
Verstopte luchtfilter
Brandstofproblemen
Zuigrooster open zonder
dat de eerste zuigbuis
gemonteerd werd
2. De motor start maar heeft weinig vermogen
Verstopte luchtfilter
Brandstofproblemen
3. De motor werkt onregelmatig of heeft geen ver-
mogen bij belasting
De bougie is vuil of de af-
stand tussen de elektroden
is niet gepast
Brandstofproblemen
O pvangzak vol of verstopt
4. De motor maakt teveel rook
Verkeerde samenstelling
van het mengsel
Brandstofproblemen
10
Correctieve actie
Volg de aanwijzingen
(zie hoofdstuk 3)
Controleer de bougie
(zie hoofdstuk 5)
Reinig en/of vervang de
filter (zie hoofdstuk 5)
Contacteer uw Verkoper
H ersluit het rooster of
monteer e eerste zuigbuis
(zie hoofdstuk 1)
Reinig en/of vervang de
filter (zie hoofdstuk 5)
Contacteer uw Verkoper
Controleer de bougie
(zie hoofdstuk 5)
Contacteer uw Verkoper
L edig de zak
(zie hoofdstuk 4)
Bereid het mengsel
volgens de aanwijzingen
(zie hoofdstuk 2)
Contacteer uw Verkoper