Descargar Imprimir esta página

Taewoong Niti-S Nagi Stent Manual Del Usuario página 29

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 19
A.
Vaststellen van stentafmeting
a) De lengte en diameter van de stent dienen te worden vastgesteld door de arts na
endoscopische en/of fluoroscopische inspectie van de laesie.
b) De lengte en diameter van de stent dienen zo te worden gekozen dat beide wanden
van de gecreëerde transmurale drainage strak tegen elkaar blijven en zo migratie
voorkomen.
B.
Voorbereiding plaatsing van stent
A. Fluoroscopische procedure
Fluoroscopische procedure is nog niet ontwikkeld.
B. Endoscopische procedure
a) Voer onder endoscopische begeleiding een endoscoop in totdat de laesie bereikt is.
Voer vervolgens een naald in via het werkkanaal van de endoscoop. Beweeg de
naald tot aan de laesie en prik deze door.
b) Voer na punctie van de laesie een voerdraad door de naald en beweeg deze door de
laesie heen. Verwijder de naald langzaam en zorgvuldig.
c) Voer na het verwijderen van de naald een dilatatie-instrument zoals een naaldmes
en/of ballon over de voerdraad, totdat u hiermee door de laesie heen bent. Dilateer
de laesie vervolgens.
d) Verwijder na het dilateren zorgvuldig het dilatatie-instrument.
e) Verwijder het stilet van het distale uiteinde van het invoersysteem.
f) Zorg ervoor dat het ventiel van de Y-connector die de binnenste schacht verbindt
met de buitenste schacht gesloten is door het proximale ventieluiteinde rechtsom
te draaien. Zo voorkomt u dat de stent te vroeg geplaatst wordt.
g) Spoel het binnenste lumen van het invoersysteem.
Proximale radio-opake
marker
C.
Plaatsingsprocedure stent
VOORZORGSMAATREGEL: Zorg dat het invoersysteem niet gedraaid is en dat u
geen ronddraaiende beweging maakt tijdens het plaatsen. Dit kan de positionering en de
uiteindelijke werking van de stent aantasten.
a) Plaats het invoersysteem onder fluoroscopische en/of endoscopische begeleiding.
b) Als het invoersysteem de juiste positie heeft voor plaatsing, open dan het
proximale ventiel van de Y-connector door het ventiel meer dan twee keer naar
links te draaien.
c) Om het plaatsen van de stent te beginnen immobiliseert u met de ene hand de hub
en houdt u met de andere hand de Y-connector vast. Schuif voorzichtig de Y-
connector terug langs de plunjer richting de hub
d) Plaats onder EUS- en/of fluoroscopische begeleiding de distale verwijding van de
stent en vervolgens de proximale verwijding van de stent onder endoscopische
begeleiding. Zorg ervoor dat de stent beide wanden met elkaar verbindt
Proximale radio-opake
marker
LET OP Duw of trek niet aan de hub terwijl de stent deels geplaatst is De hub moet
veilig geï mmobiliseerd zijn. Onbedoelde beweging van de hub kan leiden tot een
verkeerde uitlijning van de stent en eventuele schade.
D.
Na plaatsing van de stent
a) Inspecteer de stent fluoroscopisch en/of endoscopisch om het uitvouwen te
bevestigen.
b) Verwijder zorgvuldig het invoersysteem, de voerdraad en de endoscoop uit de
patiënt. Indien hierbij overmatige weerstand gevoeld wordt, wacht dan 3 tot 5
minuten tot de stent verder is uitgevouwen.
c) Indien dit nodig wordt geacht kan in de stent een dilatatie met een ballon worden
uitgevoerd.
Centrale radio-opake
marker
Figuur 3.
Centrale radio-opake
marker
Figuur 4.
Distale radio-opake
marker
.
Distale radio-opake
marker

Publicidad

loading