4. Manipuleer de endoscoop totdat de aanwezige gastrostomiesonde zichtbaar is.
5. Verwijder de gastrostomiesonde.
6. Breng de voerdraad via het jejunale lumen van de MIC* GE-voedingssonde in.
7. Voer de MIC* GE-voedingssonde op totdat de maagballon de maag binnengaat.
8. Pak onder endoscopische geleide de voerdraad aan het uiteinde van de MIC* GE-
voedingssonde met een atraumatische tang vast.
9. Voer de sonde met behulp van de tang op door de pylorus en in het bovenste gedeelte van het
duodenum. Wanneer u tevreden bent over de plaatsing, controleert u de positie. De tip dient
zich 10-15 cm voorbij het Treitz-ligament te bevinden.
NB: Een hechtingslus aan het distale uiteinde van de MIC* GE-voedingssonde kan helpen bij het
plaatsen van de sonde door de pylorus in het jejunum.
10. Als het jejunale gedeelte van de sonde zichtbaar is, verwijdert u de voerdraad langzaam. Als
het jejunale gedeelte van de sonde kromtrekt, draait of knikt, moet de voerdraad opnieuw
worden ingebracht en moet de sonde met de tang opnieuw worden geplaatst.
11. Laat de sonde los en trek de endoscoop en tang tegelijkertijd terug, maar laat de sonde op
zijn plaats zitten.
12. Vul de ballon met behulp van de luerspuit.
• Vul de LV-ballon met 3-5 ml steriel of gedistilleerd water.
• Vul de standaardballon met 7-10 ml steriel of gedistilleerd water.
Let op: het totale ballonvolume mag niet worden overschreden: 5 ml voor de LV-ballon
en 20 ml voor de standaardballon. Gebruik geen lucht. Injecteer geen contrastmiddel in de
ballon.
13. Verwijder de restanten vloeistof of glijmiddel uit de sonde en de stoma.
14. Schuif de externe retentiering voorzichtig tot ongeveer 1-2 mm boven de huid. Hecht de
retentiering niet aan de huid.
15. Controleer de positie en doorgankelijkheid van de sonde zoals hierboven beschreven onder
'Positie en doorgankelijkheid van de sonde controleren' .
Richtlijnen voor het doorgankelijk houden van de sonde
Het op juiste wijze doorspoelen van de sonde is de beste manier om verstopping te voorkomen en
de sonde doorgankelijk te houden. Hieronder volgen richtlijnen om verstopping te voorkomen en
de sonde doorgankelijk te houden.
• Spoel de voedingssonde met water door: om de 4-6 uur tijdens continue voeding, telkens
wanneer de voeding wordt onderbroken of ten minste om de 8 uur indien de sonde niet wordt
gebruikt.
• Spoel de voedingssonde door nadat het maagresidu is gecontroleerd.
• Spoel de voedingssonde zowel voor als na toediening van elk medicijn door en ook tussen het
na elkaar toedienen van verschillende medicijnen. Zo wordt voorkomen dat de medicijnen en
de vloeibare voedingsstoffen op elkaar inwerken en een verstopping van de sonde kunnen
veroorzaken.
• Gebruik indien mogelijk vloeibare medicijnen en raadpleeg de apotheker om na te gaan of
het veilig is om medicijnen in tabletvorm fijn te stampen tot een poeder en met water aan te
lengen. Als dit veilig is, moeten medicijnen in tabletvorm tot poeder worden fijngestampt en
in warm water worden opgelost voordat ze via de voedingssonde worden toegediend. Stamp
medicijnen met een maagsapresistente coating nooit fijn en vermeng medicijnen niet met
vloeibare sondevoeding.
• Vermijd het gebruik van zure dranken als cranberrysap en cola voor het doorspoelen van
voedingssondes omdat het zuur feitelijk aan verstopping van de sonde kan bijdragen als het in
aanraking komt met de eiwitten in de sondevoeding.
Algemene richtlijnen voor het doorspoelen van de sonde
Spoel de voedingssonde met behulp van een ENFit®-spuit met water door: eens per 4-6 uur
tijdens continue voeding, telkens wanneer de voeding wordt onderbroken, ten minste eens
per 8 uur indien de sonde niet wordt gebruikt of volgens de instructies van de arts. Spoel de
voedingssonde door nadat het maagresidu is gecontroleerd. Spoel de voedingssonde vóór, na
en tussen toediening van medicatie door. Vermijd het gebruik van zure irriterende stoffen als
cranberrysap en cola voor het doorspoelen van voedingssondes.
• Gebruik een ENFit®-spuit van 30 tot 60 ml. Gebruik geen spuit met een kleinere maat omdat
hierdoor de druk op de sonde kan toenemen, wat mogelijk tot ruptuur van kleinere sondes
kan leiden.
• Gebruik voor het doorspoelen van de sonde water op kamertemperatuur Het gebruik van
steriel water kan geschikt zijn als de kwaliteit van kraanwater reden tot ongerustheid
geeft. De hoeveelheid water is afhankelijk van de behoefte en de klinische toestand van de
patiënt en van het type sonde, maar het gemiddelde volume varieert van 10 tot 50 ml voor
volwassenen en 3 tot 10 ml voor zuigelingen. Ook de mate waarin de patiënt gehydrateerd is,
heeft invloed op het volume dat voor het doorspoelen van voedingssondes wordt gebruikt.
In veel gevallen kan de noodzaak tot het toedienen van extra intraveneuze vloeistof worden
voorkomen door het doorspoelvolume te vergroten. Bij personen met nierfalen en andere
vloeistofbeperkingen moet echter het minimaal noodzakelijke spoelvolume voor het
handhaven van de doorgankelijkheid worden gebruikt.
• Oefen bij het doorspoelen van de sonde geen overmatige kracht uit. Het uitoefenen van
overmatige kracht kan leiden tot perforatie van de sonde, wat letsel van het maag-
darmkanaal tot gevolg kan hebben.
• Noteer de tijd en de gebruikte hoeveelheid water in het dossier van de patiënt. Zo kunnen alle
zorgverleners de behoeften van de patiënt nauwkeuriger controleren.
Toedienen van voeding
1. Open de dop op de jejunale toegangspoort van de MIC* GE-voedingssonde.
2. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid water door
te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen van de sonde' wordt
beschreven.
3. Verwijder de doorspoelspuit uit de jejunale toegangspoort.
4. Bevestig een ENFit®-voedingsset stevig aan de jejunale toegangspoort.
Let op: draai de voedingssetconnector of de spuit niet te strak op de toegangspoort.
5. Voltooi het toedienen van de voeding volgens de instructies van de arts.
Waarschuwing: als voeding in de maagdrainage aanwezig is, moet u met de
voeding stoppen en de arts of zorgverlener raadplegen.
6. Verwijder de voedingsset of de spuit uit de jejunale toegangspoort.
7. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid water door
te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen van de sonde' wordt
beschreven.
8. Verwijder de doorspoelspuit uit de jejunale toegangspoort.
9. Plaats de dop weer op de jejunale toegangspoort om deze te sluiten.
Toediening van medicijnen
Gebruik zo mogelijk vloeibare medicijnen en raadpleeg de apotheker om na te gaan of het veilig
is om in tabletvorm geleverde medicijnen tot een poeder fijn te stampen en met water aan te
lengen. Als dit veilig is, moeten medicijnen in tabletvorm tot poeder worden fijngestampt en
in warm water worden opgelost voordat ze via de voedingssonde worden toegediend. Stamp
medicijnen met een maagsapresistente coating nooit fijn en vermeng medicijnen niet met
vloeibare sondevoeding.
1. Open de dop op de voorgeschreven toegangspoort van de MIC* GE-sonde.
2. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid water door
te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen van de sonde' wordt
beschreven.
3. Verwijder de doorspoelspuit uit de toegangspoort.
4. Bevestig een ENFit®-spuit die medicatie bevat stevig op de toegangspoort.
Let op: draai de spuit niet te strak op de toegangspoort vast.
5. Dien de medicatie toe door het indrukken van de zuiger van de ENFit®-spuit.
6. Verwijder de spuit uit de toegangspoort.
7. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid water door
te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen van de sonde' wordt
beschreven.
8. Verwijder de doorspoelspuit uit de toegangspoort.
9. Plaats de dop weer op de toegangspoort om deze te sluiten.
Decompressie van de maag
Decompressie van de maag kan plaatsvinden via zwaartekrachtdrainage of via intermitterende
afzuiging met lage onderdruk.
Let op: sluit de jejunale toegangspoort nooit op de afzuiging aan. Meet geen restanten in de
jejunale toegangspoort.
1. Open de dop op de maagtoegangspoort van de MIC* GE-voedingssonde.
2. Plaats voor zwaartekrachtdrainage de geopende maagtoegangspoort van de MIC* GE-
voedingssonde rechtstreeks boven de opening van een hiervoor geschikte bak.
NB: zorg ervoor dat de geopende toegangspoort zich onder de stoma bevindt.
3. Bevestig voor intermitterende afzuiging met lage druk een ENFit®-spuit op de
maagtoegangspoort.
4. Pas intermitterende afzuiging met lage druk toe door de zuiger langzaam en met korte
tussenpozen uit de spuit terug te trekken.
Waarschuwing: gebruik geen continue afzuiging of afzuiging met hoge druk.
Door hoge druk kan de sonde dichtklappen of het maagweefsel beschadigen en
een bloeding veroorzaken.
5. Koppel de decompressiespuit los van de maagtoegangspoort.
6. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid water door
te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen van de sonde' wordt
beschreven.
7. Verwijder de spoelspuit uit de maagtoegangspoort.
8. Plaats de dop weer op de maagtoegangspoort om deze te sluiten.
Onderhoud van de ballon
De levensduur van de ballon kan niet nauwkeurig worden voorspeld. Siliconenballonen gaan
gewoonlijk 1–8 maanden mee, maar de levensduur van de ballon varieert aan de hand van
verscheidene factoren. Deze factoren kunnen onder meer zijn: medicijnen, watervolume dat is
gebruikt voor het opblazen van de ballon, pH van de maag en verzorging van de sonde.
Controleer het watervolume in de ballon eens per week.
• Steek een mannelijke luerspuit in de ballonvulpoort (BAL) en trek de vloeistof eruit terwijl
de sonde op zijn plaats wordt gehouden. Vergelijk de hoeveelheid water in de spuit met de
aanbevolen hoeveelheid of met de hoeveelheid die aanvankelijk werd voorgeschreven en in
het dossier van de patiënt werd genoteerd. Als de hoeveelheid lager is dan de aanbevolen
hoeveelheid, vul dan de ballon met het water dat eerst werd verwijderd, trek het op en
voeg de hoeveelheid toe die nodig is om het volume van de ballon op de aanbevolen
en voorgeschreven hoeveelheid water te krijgen Let erop dat er rondom de sonde wat
maaginhoud kan lekken tijdens het leeglopen van de ballon. Noteer het vochtvolume, noteer
hoeveel vocht er wordt vervangen (als dat gebeurt), en noteer de datum en het tijdstip.
• Wacht 10–20 minuten en herhaal de procedure. De ballon lekt als er vocht verloren is gegaan.
De sonde moet dan worden vervangen. Een leeggelopen of gescheurde ballon kan er de
oorzaak van zijn dat de sonde losraakt of verschuift. Als de ballon gescheurd is, moet deze
worden vervangen. Zet de sonde in de juiste positie vast met behulp van tape, en volg daarna
het protocol van de instelling en/of bel de arts voor instructies.
Let op: vul de ballon en gebruik hiervoor steriel of gedistilleerd water, geen lucht of
fysiologische zoutoplossing. Fysiologische zoutoplossing kan kristalliseren, waardoor de klep
of het lumen van de ballon verstopt kan raken en lucht kan ontsnappen, waardoor de ballon
dichtklapt. Let erop dat de aanbevolen hoeveelheid water wordt gebruikt, omdat door een te
hard opgeblazen ballon het lumen kan worden afgesloten of de ballon minder lang meegaat,
terwijl bij een te zacht opgeblazen ballon de sonde niet stevig genoeg op zijn plek wordt
gefixeerd.
43