4.0 TRANSPORT EN INBEDRIJFSTELLING
Plaats de truck op een houten pallet. Volg de beschreven stappen en parkeer het
voertuig correct.
Zorg dat de vorken zich op één lijn met de pallet bevinden, beweeg langzaam en
stop wanneer de vorken zo ver mogelijk in de pallet zijn aangebracht.
OPMERKING: Gebruik alleen een transportmiddel met voldoende laadvermogen.
Het laadgewicht is groter dan het nettogewicht van de truck (incl. accugewicht).
Het laadgewicht omvat niet enkel het nettogewicht van de truck, het omvat tevens
het houten pallet.
De pallet of houten box moet voldoende groot en stevig zijn om het gewicht van
de truck te kunnen dragen.
Let op voor de vorkbladen tijdens het heffen.
OPGELET: Bedien de truck op een open en vlakke ondergrond en houd rekening
met de grondomstandigheden tijdens het heffen en laten zakken van de pallet om het
kantelen van de truck te vermijden.
Tijdens het transporteren van de truck, zorg dat het volledig is vastgemaakt en neem de
nodige voorzorgsmaatregelen tegen slecht weer.
De truck voor de eerste keer gebruiken
Gebruik de truck alleen met accustroom!
Om de truck op gebruik voor te bereiden na levering of transport, voer de volgende
handelingen uit:
•
Controleer of alle onderdelen aanwezig zijn.
•
Indien nodig, installeer de accu. Zorg dat de accukabel niet beschadigd is.
•
Laad de accu op.
•
Schakel de truck in volgens de aangegeven manier. Als de truck geparkeerd
is, kan het oppervlak van de banden afvlakken. Deze afvlakking zal na een
korte werking van de truck verdwijnen.
•
Controleer op lekkage van vloeistoffen.
•
Controleer de vorken en het chassis.
•
Controleer de accuconnector.
•
Controleer de toestand van de stickers.
•
Controleer het draaipunt van de stuurarm.
•
Controleer de bediening
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode
Draai de wielschroeven na elke 50 werkingsuren vast.
Binnen de eerste 100 uur moet tevens aan de volgende vereisten worden voldaan:
•
Overmatige ontlading van een nieuwe accu tijdens initieel gebruik moet worden vermeden. Laad de accu onmiddellijk op wanneer deze op 20% is.
•
Het aangegeven preventief onderhoud moet grondig worden uitgevoerd.
•
Vermijd plotseling remmen, snel rijden of nemen van scherpe bochten.
•
Ververs de olie of het smeermiddel onmiddellijk volgens de instructies.
•
Beperk het laadgewicht tot 70-80% van de nominale lading.
5.0 GEBRUIKSINSTRUCTIES
Veiligheidsvoorschriften voor het gebruiken van pallettrucks
Toestemming voor de bestuurder: De pallettruck mag alleen worden gebruikt door gepast opgeleid personeel, die aan de eigenaar of zijn/haar vertegenwoordiger
hebben aangetoond dat ze kunnen rijden en ladingen kunnen hanteren en de toestemming hebben van de eigenaar of zijn vertegenwoordiger om de truck te
bedienen.
Rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de bestuurder: De bestuurder moet worden ingelicht over zijn plichten en verantwoordelijkheden,
worden opgeleid om de truck goed de besturen en op de hoogte zijn van alle informatie die in de gebruikershandleiding is vermeld. De bestuurder kan aanspraak
maken op al zijn/haar rechten. Draag werkschoenen tijdens het besturen van de truck.
Ongeoorloofd gebruik van de truck: De bestuurder is tijdens het gebruik verantwoordelijk voor de truck. Hij/zij moet vermijden dat onbevoegde personen met de
truck rijden of deze bedienen. Het vervoeren of heffen van personen is verboden.
Schade en defecten: De toezichthouder moet onmiddellijk op de hoogte worden gesteld van schade of defecten aan de pallettruck. Gebruik geen trucks die onveilig
zijn (bijv. problemen met de wielen of remmen), laat deze eerst repareren.
Reparaties: De bestuurder mag geen reparaties of aanpassingen aan de pallettruck uitvoeren tenzij hij/zij de nodige opleiding en toestemming heeft gekregen. De
gebruiker mag de veiligheidsmechanismes of schakelaars nooit onklaar maken of aanpassen.
Gevarenzone: Een gevarenzone is een zone waarin een persoon in gevaar is door het bewegen van de truck, het heffen van de last, het voorzetstuk (bijv. de
vorken of opzetstukken) of de last zelf. Dit omvat tevens tevens de zones die bereikt kunnen worden door vallende last of het laten zakken van de uitrusting. Houd
onbevoegde personen uit de buurt van de gevarenzone. Als er gevaar voor personen is, zorg voor de nodige waarschuwingen. Als er zich toch onbevoegde
personen in de gevarenzone bevinden, breng de truck onmiddellijk tot stilstand.
Veiligheidsvoorzieningen en waarschuwingstekens: Leef de veiligheidsvoorzieningen, waarschuwingsteken en waarschuwingen strikt na.
De truck bedienen
De truck in- en uitschakelen
De truck inschakelen
Steek de sleutel (3) in het sleutelgat en schakel de stroom in;
Zorg dat de noodstopknop (2) niet is ingedrukt;
Kantel de stuurarm naar de rijpositie M;
Draai de rijschakelaar (1) om de truck voor- en achteruit te laten rijden.
De truck is uitgerust met een statische-terugkeer-naar-neutraal-functie. Als de stuurarm binnen het
werkingsbereik (M) wordt gehouden wanneer de truck is ingeschakeld, zal de rijfunctie niet werken. Breng de
stuurarm terug naar een eindpositie en vervolgens naar een positie binnen het werkingsbereik om te kunnen
rijden.
De truck uitschakelen
Om de truck uit te schakelen; haal de sleutel uit de gleuf. Druk op de noodstopschakelaar.
Rijden, besturen en remmen
Rijden
De operatoren moeten op de hoogte zijn van alle veiligheidsprocedures die voor de werking van de truck
gelden alvorens ermee te rijden. Lees en begrijp alle veiligheidsinformatie in Sectie C alvorens de truck te
bedienen. Kantel de stuurarm binnen het rijbereik (M) en stel de controller op de gewenste richting (V of R) in.
Besturen
Het besturen van de truck gebeurt met behulp van de stuurarm. Beweeg de stuurarm naar links of rechts om
het aandrijfwiel te draaien. De truck draait vervolgens naar voren of achteren naargelang de richting van de
stuurarm.
111