Opmerking: flowsnelheid in geel
Als de Automated Impella Controller een onjuiste of onbekende
katheterpositie detecteert, of als de positiemonitoring is
uitgesteld, wordt de flowsnelheid in het flowgebied in het geel
weergegeven zoals hierboven wordt getoond.
Wat u moet doen:
1.
Verlaag het P-niveau onder geleide van fluoroscopie of
echocardiografie naar P-2 en trek de Impella katheter voorzichtig
terug tot het signaal van de aortische golfvorm verschijnt.
2.
Trek de katheter nog eens 4 cm terug wanneer u het signaal van
de aortische golfvorm ziet.
IMPELLA 2.5- OF IMPELLA CP-KATHETER VOLLEDIG
IN AORTA OF INLAAT- EN UITLAATGEBIEDEN IN
VENTRIKEL EN OPEN DRUKGEBIED IN AORTA
Als de Impella 2.5- of Impella CP-katheter zich volledig in de aorta bevindt
of als de inlaat- en uitlaatgebieden zich in het ventrikel bevinden en het open
drukgebied in de aorta is gepositioneerd, verschijnt het volgende alarm:
Positie Impella fout
In deze situatie verschijnt het positiescherm zoals hieronder wordt getoond.
Impella CP-katheter volledig in de aorta of inlaat- en uitlaatgebieden in
ventrikel en open drukgebied in aorta (vergelijkbaar voor Impella 2.5)
Wat u moet doen:
1.
Verlaag het P-niveau naar P-2 tot beeldvorming beschikbaar is.
2.
Stel de positie van de Impella katheter vast onder geleide van
fluoroscopie of echocardiografie.
3.
Ga terug naar het P-niveau van voorkeur en bevestig de positie
met beeldvorming.
LAGE NATIVE HARTPULSATIE - IMPELLA 2.5 OF
IMPELLA CP
Wanneer een patiënt een slechte natuurlijke ventrikelfunctie heeft, kan het
positiesignaal pulsatiel blijven; de amplitude wordt echter gedempt.
Bij een slechte natuurlijke hartpulsatiliteit is de Automated Impella
Controller mogelijk niet in staat om de positie van de katheter te bepalen.
U ziet mogelijk de volgende tekst op het beginscherm:
Positie Impella onbekend
Wat u moet doen: beoordeel de hartfunctie.
244
UITLAATGEBIED VAN IMPELLA KATHETER OP OF
DICHT BIJ AORTAKLEP
Als het uitlaatgebied van de Impella katheter zich op of dicht bij de
aortaklep bevindt, is de katheter mogelijk te diep in het ventrikel
geplaatst.
Wat u moet doen:
1.
Stel de positie van de Impella katheter vast onder geleide van
fluoroscopie of echocardiografie en pas de positie van de katheter
aan.
2.
Als dit niet lukt, verlaagt u het P-niveau naar P-2 en trekt u de
katheter voorzichtig 2 cm terug om te zien of dit het probleem
oplost.
POSITIE KATHETER FOUT−IMPELLA 5.0 OF LD
Als de Impella 5.0- of LD-katheter zich volledig in het ventrikel of volledig
in de aorta bevindt, verschijnt het volgende alarm:
Positie Impella fout
Het Impella 5.0- of Impella LD-systeem kan geen onderscheid maken
tussen deze twee situaties. In deze situatie verschijnt het positiescherm
zoals hieronder wordt getoond.
Positie Impella 5.0-katheter fout (vergelijkbaar voor Impella LD)
Wat u moet doen:
1.
Verlaag het P-niveau naar P-2 tot beeldvorming beschikbaar is.
2.
Herpositioneer de Impella katheter onder geleide van fluoroscopie
of echocardiografie.
3.
Ga terug naar het P-niveau van voorkeur en bevestig de positie
met beeldvorming.
LAGE NATUURLIJKE HARTPULSATILITEIT −
IMPELLA 5.0, IMPELLA LD
Wanneer een patiënt een slechte natuurlijke ventrikelfunctie heeft, kan
het positiesignaal pulsatiel blijven; de amplitude wordt echter gedempt
en zowel de minimale als maximale waarde is hoger dan nul omdat de
aortaklep niet opengaat en de Impella 5.0- of Impella LD-katheter de
aortadruk tijdens de systole verhoogt tot boven de ventrikeldruk.
Bij een slechte natuurlijke hartpulsatiliteit is de Automated Impella
Controller mogelijk niet in staat om de positie van de katheter te bepalen.
U ziet mogelijk de volgende tekst op het beginscherm:
Positie Impella onbekend
Merk op dat de flowsnelheid geel is weergegeven in de
linkerbenedenhoek van het scherm, wat betekent dat de patiënt mogelijk
niet profiteert van de getoonde flowsnelheid.
Wat u moet doen:
1.
Beoordeel de hartfunctie.
2.
Stel de positie van de katheter zo nodig vast met echocardiografie.
Gebruikershandleiding