KETTINGWIEL
Het aandrijvingskettingwiel is bijzonder kwetsbaar voor slijtage. Bij constatering van zichtbare tekens
van slijtage op de kettingwieltanden dient deze vervangen te worden. Versleten kettingwiel verkort de
levensduur van de zaagketting. Het kettingwiel dient door een geautoriseerde servicedienst vervangen
te worden.
REGELEN VAN CARBURATEUR
De carburateur van de zaag wordt fabrieks ingesteld maar bij wijziging van werkomstandigheden kan
het afregelen nodig zijn. Alvorens de carburateur af te regelen, verzeker u zich of een nieuwe lucht- en
brandstoffilter gemonteerd werd en of het juiste mengsel van brandstof gegoten werd.
Regel de carburateur met de gemonteerde geleider en ketting af.
Draai beide regelschroeven (L en H) (16) tot het einde vast (niet te sterk) (afb. G).
Draai eerst beide regelschroeven (16) op de navolgende wijze los:
- Schroef L: 11/2 ± ¼ van de omdraaiing
- Schroef H: 11/4 ± ¼ van de omdraaiing
Zet de motor aan en laat het met de half ingedrukte gashendel (11) opwarmen.
Na het opwarmen van de motor verminder de druk op de gashendel (11) en laat de motor met laag
toerental lopen.
Draai langzaam de schroef (L) naar rechts tot de stand waarin het lage toerental maximaal wordt en
vervolgens draai naar links met ¼ van de omdraaiing.
Draai de schroef van laag toerental (T) (17) naar links totdat de ketting stopgezet wordt. Indien het lage
toerental te laag is, draai de schroef naar rechts (afb. G).
Vermijd het aanraken van de demper. Hete demper kan brandwonden veroorzaken.
KETTINGREM
De beschreven zaag is voorzien van automatische rem die bij de terugslag tijdens het snijden met de zaag
de ketting stopzet. De rem komt automatisch in werking als gevolg van interactie tussen de schijnkracht
en het gewichtje in de behuizing van de rem. De kettingrem kan ook handmatig in werking worden gezet
door de remhendel (6) in de richting van de geleider (20) te verschuiven. Het aanzetten van de kettingrem
stopt de beweging van de ketting binnen 0,12 sec.
CONTROLE VAN REMFUNCTIE
Telkens alvorens met het werk te beginnen, controleer de remwerking.
Plaats de werkende zaag op de grond en door 1 – 2 seconden laat de motor op het hoogste toerental bij
volledige opening van de gashendel werken.
Duw de remhendel (6) naar voren. De ketting dient onmiddellijk stopgezet te worden.
Indien de ketting langzaam stopt of helemaal niet stopt, vervang de remband en koppelingstrommel
voordat de zaag opnieuw te gebruiken.
Om de rem vrij te maken, trek de remhendel (6) in de richting van hoofdhandgreep (12) totdat een
karakteristiek geluid van blokkade hoorbaar is.
Het is zeer belangrijk om de werking van de kettingrem en de scherpte van de ketting vóór elk
gebruik van de zaag te controleren. Dankzij zulke handelingen kan de eventuele terugslag op een
veilig niveau blijven.
CONTROLE VAN REMACTIVATIE
Alvorens deze controle uit te voeren, zet de motor van de zaag uit.
Houd de zaag aan de voorste handgreep (5) en hoofdhandgreep (12) vast en plaats ong. 35 cm boven
het houten element.
Maak de voorste handgreep (5) vrij en laat de geleider onder eigen gewicht naar voren buigen en het
houten element aanraken (afb. H).
Bij het aanraken met het houten element dient de zaagrem in werking komen (remhendel (6) wordt
vanzelf naar voren verschuift).
263