NEDERLANDS
Vertaling van de originele instructies
3 TOEPASSINGEN EN GEBRUIK
3.1 Toegestaan gebruik
Deze dompelmachines zijn ontworpen voor een breed scala aan toepassingen,
zoals watervoorziening voor aquaducten en industrie.
Onmisbaar bij dalende grondwaterspiegels en verhoogde druk.
3.2 Gepompte vloeistoffen
Schone vloeistoffen, compatibel met pompmaterialen, zonder vaste deeltjes of
vezels.
Het eventuele gehalte van zand in het water mag niet groter zijn dan 100 g/m3.
Een hogere zandconcentratie zal de levensduur van de elektropomp verlagen en
het risico op blokkering verhogen. Eventuele vaste deeltjes in suspensie mogen
niet groter zijn dan 2 mm.
Water bestemd voor menselijke consumptie: alleen modellen met
certificatie WRAS, op de maximumtemperatuur van 65°C.
Solo per il primo utilizzo, prima di prelevare acqua per il consumo umano far
funzionare l'elettropompa per alcuni minuti.
3.3 Gebruiksvoorwaarden
Debiet en opvoerhoogte: tijdens de normale werking moeten deze binnen de
velden liggen die op het gegevensplaatje staan. In deze omstandigheden wordt
de optimale werking van de machine verkregen.
Maximumtemperatuur van de aangezogen vloeistof: 65°C.
De machine mag niet worden gebruikt buiten de limieten die zijn beschreven
in de technische specificaties. De instructies betreffende de aard, de dichtheid,
de temperatuur, het debiet van de verpompte vloeistof, de rotatiesnelheid, de
druk, het motorvermogen en alle andere instructies in deze handleiding of in de
documentatie bij het contract moeten worden nageleefd.
Tijdens het gebruik van de machine, of deze nu verticaal of horizontaal is
geïnstalleerd, moet de minimale NPSH-inlaatdruk altijd worden gegarandeerd
om cavitatieverschijnselen te voorkomen, met mogelijke gevolgen voor
pompstoringen en breuk. Het minimale hoogteniveaumoet ook in acht worden
genomen (Fig. 5) om wervelingen en luchtaanzuiging te voorkomen met
mogelijke gevolgen voor pompstoringen en breuk.
De capaciteit van de machine moet binnen het in de catalogus aangegeven
werkbereik liggen. Werken met een debiet van minder dan 10% van de nominale
waarde of het sluiten van de toevoerklep door oververhitting kan leiden tot
storingen en uitval van de machine. Werken met stroomsnelheden boven het
optimale bereik kan cavitatie en omkering van de stuwkracht veroorzaken,
wat kan leiden tot defecten en breuk van de machine. Neem voor speciale
toepassingen contact op met de fabrikant.
De machine mag in geen geval drooglopen, anders kan deze zelfs in zeer korte
tijd beschadigd raken en defect raken. Zelfs in het beginstadium van de installatie
en bij het controleren van de draairichting moet het minimumwaterpeil voor de
smering van de interne onderdelen altijd gegarandeerd zijn.
3.4 Niet toegestaan gebruik
Gebruik de elektropomp niet voor andere toepassingen dan die eerder
beschreven werden en hoe dan ook voor alle niet door de fabrikant
geautoriseerde toepassingen. Oneigenlijk gebruik kan ook ernstige
schade berokkenen (inclusief de dood) aan mensen, dieren, voorwerpen
en het milieu.
pomp geen levensmiddelenvloeistoffen of producten die voor menselijke voeding
bestemd zijn.
Pomp geen viskeuze vloeistoffen en/of die dikker dan water zijn, tenzij met de
specifieke autorisatie van de fabrikant.
Laat de machine niet werken in afwezigheid van vloeistoffen.
Overschrijd niet de maximumdruk die op het gegevensplaatje aangeduid staat.
Overschrijd het vermogen dat staat aangegeven op het typeplaatje van de motor
niet.
3.5 Andere gebruikswijzen
Neem contact op met de fabrikant in de volgende gevallen:
De te pompen vloeistof heeft een viscositeit of een dichtheid die groter is dan
die van water (er zal een motor gebruikt moeten worden met een vermogen dat
verhoudingsgewijs groter is).
40
ROESTVRIJSTALEN DOMPELPOMPEN 8"/10"/12"
Het te pompen water is chemisch behandeld (onthard, gechloord,
gedemineraliseerd, enz.).
Er doet zich een situatie voor die anders is dan de situaties die opgesomd zijn bij
het toegestane gebruik.
4 INSTALLATIE – ALGEMEEN
Het apparaat moet geïnstalleerd worden conform de instructies van deze
handleiding.
Alvorens met de machine te beginnen te werken, moet gecontroleerd
worden of de elektrische aansluiting op het voedingsnet afgesloten is en
of die niet per ongeluk opnieuw aangesloten kan worden.
Gebruik altijd de PBM die voorgeschreven worden (zie het betreffende
gedeelte).
Indien nodig, gezien de gebruiksomstandigheden en de werkomgeving, wordt
aangeraden geschikte voorzieningen voor de noodstilstand van de machine te
installeren.
4.1 Elektrische aansluitingen
De aansluitingen mogen uitsluitend tot stand gebracht worden door
ervaren en geautoriseerd personeel in overeenstemming met de
wettelijke plichten, de van kracht zijnde normen, de geconsolideerde
technische praktijken en de volgende voorschriften.
De voedingsspanning, stroom en cos φ staan op het motortypeplaatje dat in
de schakelkast moet worden opgeslagen. De motor moet worden geaard en
aangesloten op het schakelbord.
Volg het aansluitschema in de handleiding van de motor voor het aansluiten van
de voedingskabels op het lichtnet.
Raadpleeg de handleiding van de motor voor verdere instructies die tijdens de
installatie moeten worden opgevolgd.
Controleer de overeenstemming tussen de gegevens van het plaatje en de
nominale waarden van netspanning en -frequentie. Sluit de aardkabel van
de elektropomp altijd aan en controleer de doeltreffende werking van het
aardingscircuit, zowel voorafgaand aan de eerste start als maandelijks.
Het is de zorg van de installateur de aansluiting uit te voeren conform de
normen die van kracht zijn in het land van installatie.
4.4 Toepassingen met variabele frequentie (VFD)
Voor installaties met variabele frequentie (voeding via "inverter") controleert
u of de frequentieomvormer in staat is de nominale spanning te verstrekken
en minstens 10% stroom meer ten opzichte van de nominale waarde die op
het gegevensplaatje van de motor staat. Raadpleeg voor de installatie en de
aansluiting van de voorziening de handleiding met instructies van de fabrikant.
5 HYDRAULISCHE AANSLUITINGEN
Voordat om het even welk werk op de elektropomp of op de motor
begonnen wordt, moet gecontroleerd worden of de elektrische voeding
onderbroken is en niet per ongeluk hersteld kan worden.
De installatie van de elektropomp is een handeling die complex en
gevaarlijk kan zijn voor mensen. Dit moet dan ook uitgevoerd worden
door competente en bevoegde installateurs.
Als de pomp al aan de persleiding is gekoppeld en er een pijpsleutel wordt
gebruikt, hoeft de pomp alleen te worden vastgedraaid door hem bij de
uitlaatpoort vast te pakken.
De leidingen met schroefdraad moeten zo worden aangesloten dat het
losschroeven als gevolg van het starten/stoppen van de pomp wordt beperkt.
De schroefdraad van de slang die in de pomp wordt geschroefd, mag niet langer
zijn dan de schroefdraad van de pomp.
Als de leidingen op de machine worden aangesloten via geperforeerde flenzen,
moet de aansluiting zo concentrisch mogelijk zijn om de doorgang van de vloeistof
in de leiding niet te belemmeren. De flensbouten moeten worden geborgd tegen
losraken. Om de voedingskabels niet te beschadigen tijdens de installatie, moeten
ze in de daarvoor bestemde sleuven in de flenzen worden geleid.