4.10 Positie van de waarschuwingssymbolen
Instructie
Onleesbare of verdwenen waarschuwingssymbolen onmiddellijk
vervangen.
4.11 Veiligheidsinrichtingen
Veiligheidsinrichtingen dienen voor de bescherming van de ge-
bruiker en mogen niet buiten werking worden gesteld en de func-
ties ervan mogen niet worden omzeild.
Neem de veiligheidsinstructies in de hoofdstukken in acht!
4.11.1 Hoofdschakelaar
Hoofdschakelaar
1
Accu gescheiden
2
Accu verbonden
3
De hoofdschakelaar onderbreekt de elektrische toevoerleiding
naar de startermotor.
Wordt bij een draaiende motor de hoofdschakelaar bediend (ac-
cu gescheiden), dan gaat de motor uit.
Scheid de accu altijd bij een afgezet voertuig.
4.11.2 Startblokkering MIC 50
Voorwaarden voor het starten van de motor:
Hoofdschakelaar op stand "Accu verbonden" zetten.
Op de bestuurdersplaats plaats nemen.
Rempedaal intrappen.
4.11.3 Startblokkering MIC 70
Voorwaarden voor het starten van de motor:
Hoofdschakelaar op stand "Accu verbonden" zetten.
Wachten tot het opstarten van het display is afgesloten.
4.11.4 Stoelcontactschakelaar MIC 50
Als de bestuurdersstoel niet belast is:
174
schakelt de motor uit als de rijrichtingsschakelaar niet op
NEUTRAAL staat.
schakelt de motor uit als de werkhydraulica PTO is ingescha-
keld.
4.11.5 Stoelcontactschakelaar MIC 70
Als de bestuurdersstoel niet belast is:
gaat het voertuig automatisch in neutraal.
Instructie
Rijrichtingsschakelaar aan de joystick vervolgens op middel-
ste stand <Neutraal/stop> zetten.
Is of wordt de werkhydraulica PTO automatisch uitgeschakeld.
4.11.6 Parkeerrem automatisch
Het waarschuwingslampje in de multifunctionele indi-
catie brandt bij een geactiveerde parkeerrem.
1 Is de motor uit of staat de rijrichtingsschakelaar bij een draai-
ende motor op NEUTRAAL, dan is de parkeerrem automa-
tisch geactiveerd.
2 Wordt de rijrichtingsschakelaar bij een draaiende motor be-
diend (VOORUIT of ACHTERUIT), dan wordt de parkeerrem
losgezet.
4.11.7 Bestuurderscabine
Het bedienend personeel is in de bestuurderscabine tegen blik-
seminslag beschermd.
De bestuurderscabine heeft een ROPS (rollover bescherming).
De bestuurderscabine heeft geen bescherming tegen vallende
voorwerpen (FOPS).
5
Batterijen / oplaadapparaten
LET OP
Gebruik alleen de door de fabrikant aanbevolen batterijen en op-
laadapparaten.
Gebruik alleen oplaadbare batterijen.
Vervang de batterijen alleen door batterijen van hetzelfde type!
Verwijder de batterij voordat u het voertuig afvoert en voer het
voertuig af met inachtneming van de landspecifieke en plaatselij-
ke voorschriften.
5.1
Symbolen waarschuwingsinstructies
Neem bij de omgang met batterijen volgende waarschuwingsin-
structies in acht:
Aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de batterij
en op de batterij alsook in deze gebruiksaanwijzing in
acht nemen.
Nederlands