NL
NL
Snelheidscontrole van de console
1.
Steek de snelheidsstick geheel in de opening van
de pompinterface.
2.
Draai de snelheidsstick naar de VERGRENDELDE
stand.
3.
Stel de console in op de laagste
vermogensinstelling, 01.
4.
Druk de voetschakelaar in en houd deze
INGEDRUKT zodat de console de motor/
overbrenging een werkcyclus kan laten doorlopen.
5.
Richt de optische bundel van de tachometer
zodanig dat de reflector op de snelheidsstick een
RPM-waarde genereert.
6.
Meet de snelheid (volgens opgave = 425 ±
50 RPM).
7.
Stel de console in op de hoogste
vermogensinstelling, 10.
8.
Druk de voetschakelaar in en houd deze
INGEDRUKT zodat de console de motor/
overbrenging een werkcyclus kan laten doorlopen.
9.
Richt de optische bundel van de tachometer
zodanig dat de reflector op de snelheidsstick een
RPM-waarde genereert.
10.
Meet de snelheid (volgens opgave = 1290 ±
100 RPM).
180
180