SORIN GROUP WR4000I Instrucciones De Uso página 30

Desgewenst kan er een monitor SAT/HCT Monitor (catalogusnr.
050280000) worden aangesloten op het SAT/HCT verbindingsstuk op de
veneuze ingang van het veneuze reservoir. Zie voor aanwijzingen over de
aansluiting de Gebruikershandleiding (catalogusnr. 050280700) van de
SAT/HCT Monitor.
4. Ontluchtings-/vacuümconnector
Verwijder de doppen van de ontluchtings-/vacuümconnector.
vacuüm moet worden gebruikt, sluit u dan een vacuümbron aan.
5. Retour cardiotomiereservoir
Verwijder de beschermdoppen van de connectors met filters voor het
cardiotomiereservoir, en verbind met de connectors een afzuigleiding met
binnendiameter 1/4" (6,4 mm). De ongebruikte cardiotomieconnectors
worden afgedicht door de desbetreffende beschermdoppen aan te drukken
zodat een vloeistafdichting gevormd wordt Als ze niet verwijderd worden,
zijn de beschermdoppen van de verticale cardiotomieconnectors met filter
al afgedicht vanaf het begin.
Sluit voor de drukbewaking een bewakingslijn op de luer-lock connector
met filter aan.
6. Veneuze bloedinlaat
Richt de veneuze ingangsconnector in de optimale positie en verwijder de
grote blauwe beschermdop ervan. Zet de veneuze lijn met ID 1/2" (12,7
mm) vast aan de veneuze ingangsconnector.
7. Uitgang veneus reservoir
Verwijder de paarse beschermdop van de uitgangsconnector van het
veneuze reservoir en bevestig de slang met ID 3/8" (9,5 mm) die naar de
kop van de pomp loopt.
8. Recirculatieconnector
Verwijder de connector en sluit de hercirculatielijn met ID 1/4" (6,4 mm) aan
op de hercirculatieconnector.
9. Filter-bypassconnector
De bypass-connector van het filter kan worden gebruikt als inbrengpunt
van het cardiotomiebloed, als het geïntegreerde cardiotomiefilter verstopt
is. Voor cardiotomiebloed dient deze connector samen met een
cardiotomiereservoir met filter te worden gebruikt, of met een
cardiotomiereservoir zonder filter en een apart cardiotomiefilter.
10. Connector voor snel vullen
De connector voor snel vullen kan worden gebruikt om een snelle vulling te
bewerkstelligen wanneer filtratie niet nodig is. Hij kan ook worden gebruikt
als retourpunt voor het intracardiale drainagebloed van de patiënt.
11. Aftappen van het arteriële filter
Als er een aftaplijn van het arteriële filter wordt gebruikt, moet deze worden
aangesloten op een luer-lock connector zonder filter.
12. Toediening van vloeistoffen
Toediening van bolussen van groot volume of continue infusie van
geneesmiddelen of vloeistoffen kan plaatsvinden via de luer-lock
connectors zonder filter.
Als een luer-lock connector zonder filter nodig is voor zowel het aftappen
van het arteriële filter als de infusie van geneesmiddelen, dient een
driewegkraan op de connector te worden aangebracht, alvorens de aftaplijn
van het arteriële filter te bevestigen.
13. Monsternamesysteem
Een steriel verloopstuk met 3 kranen is verbonden met de veneuze
monsternameconnector op het veneuze reservoir via een luer-lock
verbinding. Verbind de arteriële monsternamelijn met het gewenste
arteriële afnamepunt van het circuit.
verbindingen stevig vast zitten.
De arteriële afnamelijn is voorzien van een eenrichtingsklep die helpt te
verhinderen dat de bloedflow vanuit het verloopstuk naar de arteriële lijn
stoomt. Het verloopstuk kan in de actuele positie op het deksel van het
veneuze reservoir worden gebruikt, of kan worden verwijderd en in de
desbetreffende houder van Sorin Group (catalogusnr. 041270000) worden
gemonteerd. Om hem te verwijderen moet hij van het verloopstuk worden
opgetild.
Zorg ervoor dat de kranen op het afnameverloopstuk in de juiste positie
zitten om doorstroming mogelijk te maken, zonder lekkage.
14. Verwijdering van het overtollige circuitvolume
Om het overtollige circuitvolume te verwijderen tijdens de bypass, moet
een "Y" -connector in de veneuze lijn worden aangebracht en worden
aangesloten op een extra reservoir.
15. Installatie restant extracorporele circuit
30
Als er
Ga na of de twee luer lock-
NL – NEDERLANDS
Raadpleeg voor aanwijzingen over de installatie van de rest van het circuit,
de gebruiksaanwijzingen van de oxygenator en andere componenten van
het circuit.
VULLEN VAN HET CIRCUIT
1. Controleer de veiligheid van alle verbindingen; breng vervolgens alle
vulvloeistof in die nodig is om het hele perfusiecircuit te vullen.
Het minimum bedrijfsvolume van het veneuze reservoir voor
cardiopulmonaal gebruik is -200 ml (zie paragraaf met specificaties van het
apparaat). Om een voldoende lange responstijd te waarborgen in het geval
van verstopping van de veneuze ingangslijn wordt echter geadviseerd
voldoende volume in het reservoir te handhaven, boven het
minimumniveau van 200 ml.
Om de eliminatie van luchtbellen uit het circuit te vergemakkelijken mogen
geen kristalloïde oplossingen of bloedproducten worden toegevoegd
voordat de vul- en ontluchtingsfasen zijn voltooid.
2. Start de arteriële pomp aanvankelijk langzaam, zodat u kunt nagaan of alle
aansluitingen goed dicht zitten.
Recirculeer de vulvloeistof door de arterioveneuze loop.
3. Het afnamesysteem zal worden gevuld tijdens de recirculatie wanneer de
kranen zo geplaatst zijn dat doorstroming mogelijk is. Zet de kranen in de
stand OFF. Wanneer er geen flow aanwezig is in het bypass-circuit, moet
ook de flow in het monsternamesysteem worden gestopt. Dit dient om
shunting van arterieel naar veneus bloed te voorkomen.
4. Als er niet-kristalloïde vuloplossingen worden gebruikt kunnen deze nu
worden toegevoegd door hen langzaam te laten recirculeren.
5. Op dit punt is het desgewenst mogelijk bloedproducten toe te voegen via
een connector met filter. Als voor de vultechniek bloedproducten nodig zijn,
zet dan de recirculatie via het circuit voort op een minimum flowsnelheid
van 500 ml/min, om de mogelijkheid dat er zich tromboses vormen, te
beperken.
BEGIN BYPASS
1. Controleer of het afnamesysteem buiten werking is.
2. Start de bypass volgens uw normale procedure.
UITVOERING VAN DE BYPASS
1. Open het afnamesysteem om een continue arteriële bloedflow mogelijk te
maken. Op deze manier is het niet meer nodig een injectiespuit te
gebruiken voor het spoelen, wanneer er arterieel bloed wordt afgenomen.
Alvorens een veneus bloedmonster af te nemen, moet de arteriële zijde
van het monsternamesysteem worden gesloten en moet minstens 10 ml
bloed worden afgenomen uit de middelste kraan.
2. Tijdens de bypass dient voor het invoeren van kleine hoeveelheden
geneesmiddelen in het veneuze bloed het afnamesysteem te worden
gebruikt, om een accurate menging te krijgen. Grote hoeveelheden
geneesmiddelen kunnen via het monsternamesysteem of via een luer-lock
connector worden toegevoegd.
3. Als de cardiotomiefilterdruk hoger wordt dan 50 mmHg, dan moet de
zuigflow worden onderbroken. Verwijder de beschermdop van de
bypassconnector van het filter en verbind hiermee een lijn met ID 3/8" (9,5
mm). Sluit het andere uiteinde van de lijn aan op een cardiotomiereservoir
met filter, of op een apart cardiotomiefilter.
cardiotomiefilter wordt gebruikt, moet het filter worden verbonden met een
cardiotomiereservoir door middel van een lijn van 3/8" (9,5 mm). Koppel de
zuiglijnen voor cardiotomie af van de desbetreffende connectors van het
veneuze reservoir, en verbind hen met het cardiotomiereservoir. Hervat
vervolgens de zuigflow weer.
4. Raadpleeg voor instructies over de controle van de bloedgassen en andere
aspecten van de bypass, de gebruiksaanwijzingen van de oxygenator.
BEËINDIGEN VAN DE BYPASS
1. Alvorens de bypass te beëindigen moet de flow in het afnamesysteem op
nul worden gebracht.
2. Sluit de bypass af volgens uw normale bedrijfsprocedures.
3. Maak het veneuze reservoir niet helemaal leeg voordat u zeker weet dat de
bypass niet hoeft te worden hervat.
4. Desgewenst is het mogelijk de maximale terugkeer van bloed naar de
patiënt te bewerkstelligen, door fysiologische vulvloeistof toe te voegen aan
het veneuze reservoir wanneer het bloed het minimumvolume in het
reservoir heeft bereikt. Pomp langzaam via de oxygenator, terwijl u
controleert of het veneuze reservoir niet leeg raakt.
Als er een apart