Het zaagblad is niet omkeerbaar en kan
dus slechts aan één zijde gebruikt worden.
8.5.2 Vervanging van het mes
Het mes dient nooit gerepareerd te wor-
den, maar moet vervangen worden zodra eer-
ste sporen van breuk vastgesteld worden of
de vijllimiet overschreden is.
Zie hst. 4.5.3 en 4.5.4 voor de handelingen van
de vervanging
8.5.3 Vervanging van de draad van de
draadhouder
• Type I
Volg de sequentie die is aangeduid in (Afb. 33).
• Type II
Snijd de nieuwe draad op de aangeduide lengte
(Afb. 34.A).
4. Verdraai het knopje voor het opwikkelen
(Afb. 35.A) tot het referentieteken op het
knopje (Afb. 35.B) op één lijn is met het teken
op de draadhouder (Afb. 35.C).
5. Steek een uiteinde van de draad (Afb. 35.D)
in een van de twee uitgangsopeningen en
laat de draad er langs de andere kant uitko-
men.
6. Lijn de draden de uit de twee openingen ko-
men gelijkmatig uit.
7. Verdraai het knopje voor het opwikkelen
(Afb. 36.A) in de richting van de pijltjes om de
draad op te wikkelen; laat ongeveer 175 mm
uit beide openingen steken (Afb. 36.B).
Indien er oude draad in de draadhouder gebleven
is of indien de draad in de draadhouder gebroken
is, kan men deze als volgt verwijderen:
1. druk op de lipjes aan de zijkanten van de
draadhouder, op het punt aangegeven met
"PUSH" (Afb. 37.A), en haak het onderste
deel van de draadhouder los (Afb. 37.B);
2. verwijder de draad die binnenin gebleven is;
3. herplaats de spoel (Afb. 38.A) in zijn zitting;
4. sluit de draadhouder door de lipjes (Afb.
38.B) vast te haken in de daarvoor voorzie-
ne gleufjes (Afb. 38.C), en ze stevig aan te
drukken tot u de "klik" hoort die het onderste
deel van de draadhouder (Afb. 38.D) in zijn
positie blokkeert.
8.6 BIJSLIJPEN VAN DE DRAADSNIJDER
1. Verwijder de draadsnijder (Afb. 32.A) uit de
bescherming (Afb. 32.B) door de schroef (Afb.
32.C) los te draaien.
2. Zet de draadsnijder (Afb. 32.A) vast in een
bankschroef en vijl met behulp van een plat-
te vijl. Zorg er voor dat de originele snijhoek
behouden blijft;
3. Hermonteer de draadsnijder (Afb. 32.A) op de
bescherming (Afb. 32.B).
8.7 REGELING VAN HET STATIONAIRE
TOERENTAL
Als de snij-inrichting beweegt wanneer
de motor aan het stationaire toerental draait,
moet u uw dealer contacteren om de motor
correct te laten afstellen:
8.8 CARBURATOR
De carburator is in de fabriek geregeld om de
maximale prestaties in elke gebruikssituatie te
verkrijgen, met en minimum emissie van schade-
lijke gassen, in overeenstemming met de gelden-
de normenstelsels
In geval van slechte prestaties moet u zich wen-
den tot uw dealer om de carburatie en de motor te
laten controleren.
9. STALLING
BELANGRIJK De veiligheidsnormen die tijdens
de berging in acht genomen moeten worden, zijn be-
schreven in par. 2.4. Neem deze aanwijzingen strikt
in acht om geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
Wanneer de machine langer dan 2-3 maanden
inactief zal zijn, moet ze opgeborgen worden en
terwijl bepaalde maatregelen moeten getroffen
worden om problemen bij het hervatten van de
werkzaamheden of permanente schade aan de
motor te voorkomen.
Voordat de machine wordt gestald:
1. Maak de brandstoftank buiten leeg, wanneer
de motor koud staat.
2. Start de motor en laat hem draaien aan het
stationaire toerental tot hij stilvalt, zodat alle
brandstof wordt verbruikt die nog aanwezig is
in de carburator.
3. Laat de motor afkoelen.
4. Verwijder de kap van de bougie (Afb. 19.H).
5. Reinig de machine zorgvuldig.
6. Controleer of de machine geen schade ver-
toont. Contacteer, indien nodig, het geautori-
seerde dienstcentrum.
NL - 17