Descargar Imprimir esta página

Getinge MAQUET HEARTSTRING III Instrucciones De Uso página 15

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 45
HEARTSTRING III-systeem
voor proximale afsluiting
7.3
Na verwijdering van het plaatsingsinstrument trekt u de spanveer van de proximale afsluiting
voorzichtig terug tot de spanveer zich opent (afbeelding 17). Als er geen adequate hemostase tot
stand is gebracht, maakt u het veld vrij met een nevelspuit met fijne zuigpunt of een injectiespuit
met zoutoplossing. Als de hemostase nog niet adequaat is, stelt u de spanveer voorzichtig bij zodat
deze volledig wordt ontplooid. Als de hemostase nog steeds niet adequaat is, brengt u een tijdelijke
hemostase tot stand met uw vinger en verwijdert en vervangt u de HEARTSTRING III proximale
afsluiting.
VOORZORGSMAATREGEL: Bij het afstellen van de HEARTSTRING III proximale afsluiting
dient u de aorta niet te manipuleren om het risico van losraken van emboli te voorkomen.
7.4
Het verankeringslipje duwt de steel van de afsluiting naast het verankeringslipje (het verst verwijderd
van de anastomose) naar beneden en maakt daarmee het veld vrij voor hechten. Controleer of de met
de pons of knipper gemaakte aortotomie aanvaardbaar is voor anastomoseconstructie.
8.
Voer de anastomose uit wanneer de HEARTSTRING III proximale afsluiting is ontplooid:
8.1
Hecht de aorta met een 'inside-out'-hechttechniek. Zorg dat de HEARTSTRING III proximale
afsluiting op zijn plaats blijft tussen de eerste en laatste hechting van de anastomose.
8.2
De horizontale afstand tussen de HEARTSTRING III proximale afsluiting en het uiteinde moet groot
genoeg zijn om de HEARTSTRING III proximale afsluiting gemakkelijk te kunnen verwijderen.
Voer de anastomose volledig uit, maar knoop de hechtdraad niet vast.
WAARSCHUWING: Zorg er bij het hechten voor dat u niet onbedoeld door de HEARTSTRING III
proximale afsluiting naait of deze losmaakt, of de hechtdraad om de steel van de afsluiting wikkelt.
Mocht dit toch gebeuren, schuif dan de naald naar achteren en controleer of een adequate hemostase
tot stand is gebracht. In geval van een niet-adequate hemostase brengt u een partiële occlusieklem
aan, verwijdert u de HEARTSTRING III proximale afsluiting en voltooit u de anastomose met een
aortaklem.
9.
Na voltooiing van de anastomose dient de volgende techniek te worden gebruikt om de HEARTSTRING III
proximale afsluiting te verwijderen:
9.1
Maak de twee hechtingen los die zich direct naast de steel van de afsluiting bevinden (aan elke zijde
één hechting). De hechtdraad moet worden losgemaakt tussen het transplantaat en het aortaweefsel
waardoor er een lus vrije hechtdraad ontstaat tussen het transplantaat en de aorta van ongeveer 1 cm
in diameter of met een lengte van ongeveer 3 cm (afbeelding 18).
Afbeelding 16.
Terugtrekken van het plaatsingsinstrument
Afbeelding 17.
Afsluiting ontplooid
NEDERLANDS
15

Publicidad

loading