Schakel naar de menuoptie "FOOT SWITCH MODE".
E
FOOT SWITCH MODE
CONTINUAL
Druk op de toets SET (
E
voetpedaalmodus te wijzigen.
6.3 Handstuk in- en uitschakelen
VOORZICHTIG
Letselgevaar bij gebruik van het handstuk
Wordt een niet vastgezet handstuk ingeschakeld, kan het
door trillingen ongecontroleerd bewegen en personen
verwonden.
Het handstuk altijd vasthouden, voordat u het inscha-
E
kelt of plaats het op de handstukhouder.
Om het handstuk in te schakelen:
Zorg ervoor, dat de stroomvoorziening actief is (zie
E
hoofdstuk "5.2 Stekkeradapter aansluiten" op pagi-
na 63).
Zorg ervoor, dat het stuurapparaat in de bedrijfsmodus is
E
geschakeld (zie hoofdstuk "6.1 Stuurapparaat omscha-
kelen naar de gebruiks- of stand-by-modus" op pagi-
na 67)
Zorg ervoor, dat het handstuk correct is aangesloten (zie
E
hoofdstuk "5.4 Handstuk aansluiten" op pagina 64).
Drukken op de toets SET (
E
Het continue bedrijf van het handstuk wordt op het dis-
play van het stuurapparaat door een draaiend sym-
bool
weergegeven.
Start het aangesloten handstuk niet:
Neem hiertoe het hoofdstuk "10 Bij vragen en proble-
E
men" op pagina 72 in acht.
Om het handstuk uit te schakelen:
Druk opnieuw op de toets SET (
E
Als alternatief kunt u het handstuk met het voetpedaal in-
en uitschakelen. De functie van het voetpedaal is afhanke-
lijk van de instelling van de voetpedaalmodus in het appa-
raatmenu (zie hoofdstuk "6.2.2 Voetpedaalmodus selecte-
ren" op pagina 67).
68
NL
SET
) om de instelling voor de
) op het stuurapparaat.
).
Bij gebruik van het schakelbedrijf ("ON/OFF"):
Bedien kort de voetschakelaar om het handstuk in- of
E
uit te schakelen.
Bij gebruik van het touch-bedrijf ("CONTINUAL"):
Bedien het voetpedaal zolang het handstuk in werking
E
moet blijven.
6.4 Slagfrequentie instellen
VOORZICHTIG
Gevaar op letsel door te hoge slagfrequentie
Bij een te hoge slagfrequentie kan de huid opengesne-
den worden.
Begin altijd met een geringe slagfrequentie, bijv. 100
E
steken per seconde.
Kies de slagfrequentie afhankelijk van de huidge-
E
steldheid van de patiënten en passend bij de werk-
snelheid.
De vooringestelde slagfrequentie bedraagt 120 slagen per
seconde. Het stuurapparaat wordt bij het inschakelen altijd
automatisch teruggezet naar deze voorinstelling. De slagfre-
quentie kan in 11 stappen van 100-150 slagen per secon-
de worden ingesteld.
Het op het display opgegeven aantal slagen per seconde
kan tijdens stationair gebruik circa ±10% afwijken van de
waarde die werkelijke ontstaat bij het handstuk.
Voor het instellen van de meest geschikte slagfrequentie:
Zorg ervoor, dat het stuurapparaat in de bedrijfsmodus is
E
geschakeld (zie hoofdstuk "6.1 Stuurapparaat omscha-
kelen naar de gebruiks- of stand-by-modus" op pagi-
na 67)
Druk op de toets rechts (
E
verhogen.
Druk op de toets links (
E
verlagen.
) om de slagfrequentie te
) om de slagfrequentie te
EXCEED