NL
4.7 Bedieningstips
Controleer altijd of de juiste hoeveelheid olie in de
motor zit. Dit is met name belangrijk bij het werk-
en op hellingen. Zie 4.3.
Wees voorzichtig bij het rijden op hell-
ingen. Start of stop niet plotseling wan-
neer u een helling op- of afrijdt. Rijd
nooit dwars over een helling. Rijd van
boven naar beneden en van beneden
naar boven.
Deze machine mag op een helling van
maximaal 10° rijden.
Verminder de snelheid op hellingen en
bij scherpe bochten om controle over de
machine te houden en het risico op kan-
telen te beperken.
Draai bij rijden in de hoogste versnel-
ling en bij vol gas het stuur niet volledig
naar één kant. De machine kan dan
kantelen.
Blijf met uw handen uit de buurt van de
middensturing en de zittinghouder. An-
ders kunt u bekneld raken! Rijd nooit
met de machine als de motorkap open
is.
4.8 Stoppen
Schakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem
aan.
Als u de machine onbewaakt achterlaat,
verwijder dan de contactsleutel.
Direct na gebruik kan de motor bij-
zonder heet zijn. Raak de cilinder of de
koelribben niet aan. Dit kan ernstige
brandwonden veroorzaken.
4.9 Reiniging
Om het gevaar op brand te verkleinen
de motor, de demper, de accu en de
brandstoftank vrijhouden van gras,
bladeren en olie.
Om het gevaar op brand te verkleinen
regelmatig controleren of er sprake is
van olie- en/of brandstoflekkage.
Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen
gelden de volgende richtlijnen.
• Als u de machine met een hogedrukreiniger
reinigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op
de asborging, elektrische onderdelen of hy-
draulische kleppen.
• Sproei nooit rechtstreeks water op de motor.
• Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
• Reinig de luchtinlaat van de motor (8:W).
70
NEDERLANDS
5 ONDERHOUD
5.1 Onderhoudsprogramma
Om de machine voortdurend in goede staat te
houden en zo de betrouwbaarheid te bevorderen,
ook in verband met het milieu, moet het onder-
houdsprogramma van STIGA worden gevolgd.
De inhoud van dit programma vindt u in het bij-
gevoegde serviceboekje.
Basic service moet altijd door een erkende service-
werkplaats worden uitgevoerd.
Eerste onderhoud en Intermediate Service zou
door een erkende servicewerkplaats moeten
worden uitgevoerd, maar kan ook door de gebruik-
er worden gedaan. De inhoud van deze program-
ma's staat in het serviceboekje en de handelingen
zijn beschreven onder"4 STARTEN EN RIJDEN"
en hieronder.
Onderhoud dat door een erkende servicewerkp-
laats wordt uitgevoerd geeft u de garantie dat uw
machine professioneel wordt onderhouden met
originele reserveonderdelen.
Na elke onderhoudsbeurt die is uitgevoerd bij een
erkende servicewerkplaats krijgt u een stempel in
het onderhoudsboekje. Een serviceboekje waarin
ieder onderhoud wordt geregistreerd, is een
waardevol document dat de tweedehandswaarde
van de machine verhoogt.
5.2 Voorbereiding
Alle service en onderhoud moet worden uit-
gevoerd op een stilstaande machine waarvan de
motor is uitgeschakeld.
Zorg dat de machine niet kan wegrol-
len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
rem.
Zet de motor af.
Voorkom dat de motor onbedoeld start
door altijd de motor uit te zetten en de
kabel van de minpool van de accu los te
maken.
5.3 Bandenspanning
Pas de bandenspanning op de volgende manier
aan:
Voorzijde: 0,6 bar (9 psi).
Achter: 0,4 bar (6 psi).
5.4 Motorolie verwisselen
U dient de motorolie voor het eerst te verversen na
25 draaiuren, vervolgens ververst u de olie na elke
250 draaiuren.
Gebruik de volgende oliesoorten:
ACEA-B2-E2 of API-CF-CG of SHPD.