Kies de oliekwaliteit aan de hand van onderstaande
tabel.
Omgevingstemperatuur
-24°C - +45°C.
-30°C - +45°C.
Gebruik olie zonder toevoegingen.
Vul niet teveel olie bij, want dit kan tot oververhit-
ting van de motor leiden.
Ververs de olie wanneer de motor warm is.
Direct na het stoppen van de machine
kan de motorolie erg heet zijn. Laat de
motor daarom een paar minuten afkoe-
len voordat u de olie aftapt.
1. Duw de aftapslang naar beneden zodat deze
onder de motor vandaan komt. Zie afb. 10.
2. Draai de beugel op de olie-aftapslang vast. Ge-
bruik een goede tang of vergelijkbaar gereedsc-
hap.
3. Schuif de beugel drie tot vier centimeter over de
olie-aftapslang en trek de plug eruit.
4. Verzamel de olie in een emmer.
LET OP! Zorg dat u geen olie op de aandrij-
friemen morst.
5. Bij het weggooien van de olie dient u zich aan
de regelgeving van de lokale autoriteiten te
houden.
6. Plaats de olie-aftapplug terug en schuif de
beugel weer zodanig dat deze de plug vastk-
lemt.
7. Kijk voordat u het oliefilter gaat reinigen
naar5.4.1 hieronder.
8. Verwijder de vuldop (9:C) en vul de olie bij. De
motor heeft ongeveer 1,7 liter olie nodig.
9. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat
deze 30 seconden stationair draaien.
10.Controleer of er een olielek is.
11.Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro-
leer dan het oliepeil. Zie 4.3. Vul de olie indien
nodig bij.
5.4.1 Oliefilter
Het oliefilter moet na 1000 draaiuren worden
vervangen en ook als u de olie vervangt. Tap eerst
de motorolie af en plaats de olie-aftapplug zoals
hierboven aangegeven. Reinig het oliefilter als
volgt:
1. Reinig het gedeelte rond het filter (11:A)
2. Draai de schroef vijf slagen los (11:B).
3. Trek het oliefilter uit.
Richt de stroom van perslucht nooit op
een persoon, want lucht in de bloed-
baan kan dodelijk zijn.
4. Reinig het filter door perslucht in en uit het fil-
ter te blazen. Zie afb. 12.
NEDERLANDS
5. Controleer/vervang de filterpakking (12:D).
6. Smeer de filterpakking (12:D) en plaats het fil-
Oliekwali-
teit
7. Controleer of de uiteinden van de spannings-
10W/40
5W/40
8. Ga verder met punt 7 "5.4 Motorolie verwisse-
5.5 Motorschroeven
U dient alle schroefverbindingen van de motor na
25 draaiuren te controleren, vervolgens controleert
u die steeds na 250 draaiuren.
Uitzonderingen:
• Verdraai nooit de schroeven van de cylin-
• Verdraai nooit stelschroeven van het systeem
5.6 Brandstoffilter
Het brandsstoffilter (8:E) moet na elke 500 draaiu-
ren worden vervangen.
Na de vervanging moet het systeem afgetapt
worden. Zie "4.2".
Controleer of er na het installeren van het nieuwe
filter geen brandstoflek is ontstaan.
5.7 Leegmaken van de brandstof-
Door temperatuurschommelingen zal water uit de
lucht in de brandstoftank condenseren. Bij grote
temperatuurschommelingen en een hoge luchtvo-
chtigheid zal de hoeveelheid condens toenemen.
Het water zal gaan druppelen en op de bodem van
de brandstoftank terechtkomen.
Indien nodig dient het vocht ten minste één keer
per jaar uit de brandstoftank afgetapt te worden.
Tap het vocht als volgt af:
1. Haal de aftapslang uit zijn bevestiging onder de
2. Draai de aftapkraan in de bevestiging (14:F) zo-
3. Plaats de aftapslang in een geschikte emmer.
4. Open de aftapkraan en wacht tot al het water uit
5. Sluit de aftapkraan en plaats de kraan en slang
ter in de juiste positie.
veer (11:C) precies tegen het filter liggen. Draai
de schroeven aan (11:B).
len"zoals hierboven beschreven.
derkop.
voor brandstofinspuiting(zie afb. 13).
tank.
De motor dient koud te zijn als u het vo-
cht aftapt, anders zou er brand kunnen
ontstaan.
Als u het vocht aftapt zijn roken, vuur,
vonken en andere hittebronnen in de di-
recte omgeving verboden. Er kan brand
ontstaan.
achterbumper. Zie afb. 14.
dat er een opening ontstaat.
de motor is gevloeid.
in de omgekeerde volgorde terug.
NL
71