5.4.2 HET MAAIMECHANISME UITSCHAKELEN
Schakel het maaimechanisme uit door de schakelaar omlaag te drukken.
- Als de bestuurder opstaat van de stoel, zal de motor automatisch stoppen en zullen de
messen worden stilgezet.
- Maar sluit nooit het maaimechanisme af door van de stoel op te staan. Als u de contactsleutel
niet van "ON" op "STOP" zet, zal een deel van het elektrisch systeem onder spanning
blijven staan en dit kan het systeem beschadigen. Ook blijft de urenteller van de motor
uurmeter actief.
5.4.3 DE HOOGTE VAN HET MAAIMECHANISME INSTELLEN
Als u het maaimechanisme hoger boven de grond wilt afstellen, verplaats de
hendel dan naar boven.
Als u het maaimechanisme dichter bij de grond wilt afstellen, verplaats dan de
hendel dan naar beneden.
- Stand "1" wordt gebruikt voor het volgen van oneffen terrein. Gebruik deze hoogte niet
permanent, want dat zal leiden tot snellere slijtage van onderdelen van het maaimechanisme.
- Het maaimechanisme is voorzien van vier wielen die het frame op oneffen terrein optillen
en daarbij de messen beschermen tegen beschadiging.
- Als u de kracht waarmee het maaimechanisme wordt wordt opgetild, op
AG122-machine wilt verminderen, kunt u de stand van de veer aan de linker kant wijzigen.
De fabrieksinstellingen zijn:
5.4.4 HET MAAIMECHANISME UITBALANCEREN
Voor de beste maairesultaten moet het maaimechanisme op de juiste hoogte worden afgesteld. Het
aanpassingsproces wordt uitgelegd in hoofdstuk "6.3.7 MAAIMECHANISME - INSPECTIE EN UITLIJNEN"
van deze handleiding.
5.5. OP DE MACHINE RIJDEN
Algemene waarschuwing voordat u gaat rijden:
Controleer dat de parkeerrem is uitgeschakeld. De hendel van de parkeerrem mag niet in
stand "2" blijven staan (
servicerempedaal drukt.
De koppelinghendel moet in stand "1" staan, d.w.z., de koppeling moet zijn uitgeschakeld.
Als u rijdt naar een terrein waar u gaat maaien, moet het maaimechanisme zijn uitgeschakeld en in
de hoogste stand staan, d.w.z., de hendel van de afstelling van de hoogte van het maaimechanisme
moet in stand "7" staan.
Wanneer u over een obstakel van meer dan 8 cm hoogte (stoepranden, enz.) rijdt, moet u
beschadiging van het maaimechanisme en de transmissie voorkomen door de oprijplanken te
gebruiken.
4.2). De parkeerrem wordt automatisch vrijgegeven wanneer u op het
227
een