9 Foutopsporing
Fout
Doorslijpschijf draait bij het za-
gen langzamer of blijft geheel
staan.
Sterke trillingen, zaagsnede ver-
loopt
nl
Motor slaat niet of slechts moei-
lijk aan.
Gering motor‑/ zaagvermogen
134
Mogelijke oorzaak
Te hoge aanzetdruk (doorslijpschijf
loopt vast in zaagsnede).
Te lage riemspanning of riem ge-
scheurd.
Doorslijpschijf niet correct gemon-
teerd en vastgezet.
Verkeerde draairichting doorslijp-
schijf.
Voorste deel van de zaagarm niet ge-
fixeerd.
Doorslijpschijf niet correct gemon-
teerd en vastgezet.
Doorslijpschijf beschadigd (onge-
schikte specificatie, scheuren, uitge-
broken segmenten, verbogen, over-
verhit, vervormd enz.).
Centreerbus verkeerd gemonteerd.
Benzinetank leeg (geen benzine in de
carburateur).
Luchtfilter vervuild.
Motor verzopen (Bougie nat).
Verkeerd benzinemengsel.
Lucht in benzineleiding (geen benzine
in de carburateur).
Benzinefilter vervuild (geen of te wei-
nig benzine in de carburateur).
Geen of slechts zwakke ontstekings-
vonk zichtbaar (bij uitgebouwde bou-
gie)
Te lage compressie.
Zeer lage temperaturen.
Vonkenvanger resp. uitlaatopening
vervuild.
Decompressieklep gaat zwaar.
Luchtfilter vervuild.
Oplossing
Zaagdruk reduceren en apparaat
recht geleiden.
Riem spannen of vervangen.
Montage en aanhaalmoment contro-
leren.
Draairichting controleren en zo nodig
wijzigen.
Klemmoeren aandraaien.
Montage en aanhaalmoment contro-
leren.
Doorslijpschijf vervangen.
Controleer of het bevestigingsgat van
de te monteren doorslijpschijf met
de centreernaaf van de centreerbus
overeenkomt.
Benzinetank vullen.
Luchtfilter vervangen.
Bougie en cilinder drogen (bougie uit-
bouwen).
Choke-hendel terugzetten en start-
procedure enkele malen herhalen.
Apparaat legen en benzineleidingen
en tank spoelen. Tank met de juiste
benzine vullen.
Benzineleiding door meermalig be-
dienen van de benzineopvoerpomp
ontluchten.
Tank reinigen en benzinefilter vervan-
gen.
Bougie reinigen.
Elektrodenafstand controleren en af-
stellen.
Bougie vervangen.
Bobine, kabel, stekkeraansluitingen
en schakelaar controleren en zo nodig
vervangen.
Motorcompressie testen en indien no-
dig versleten onderdelen (zuigerveren,
zuiger, cilinder etc.) vervangen.
Apparaat langzaam op kamertempe-
ratuur laten komen en startprocedure
herhalen.
Reinigen.
Klep losmaken.
Luchtfilter vervangen.