• Abnormale vingers, intravasculaire kleurstoffen, zoals indocyaninegroen of methyleenblauw, of extern aangebrachte kleurstof
en textuur (zoals nagellak, glitter enzovoort) kunnen leiden tot onnauwkeurige of geen SpO
• Hoge COHb- of MetHb-waarden kunnen zich voordoen terwijl de SpO
waarden worden vermoed, moet er een laboratoriumanalyse (CO-oximetrie) op een bloedmonster worden uitgevoerd.
• Verhoogde carboxyhemoglobinewaarden (COHb) kunnen onnauwkeurige SpO
• Verhoogde methemoglobinewaarden (MetHb) resulteren in onnauwkeurige SpO
• Verhoogde totaal bilirubinewaarden kunnen onnauwkeurige SpO
• Onnauwkeurige SpO
2
• Hemoglobinopathieën en afwijkingen in de bloedsamenstelling, zoals thalassemie, HbS, HbC, sikkelcelziekte, enzovoort, kunnen
onnauwkeurige SpO
2
• Onnauwkeurige SpO
2
en perifere vasculaire aandoeningen.
• Onnauwkeurige SpO
hypercapnische omstandigheden, en ernstige vasoconstrictie of hypothermie.
• SpO
-metingen kunnen worden beïnvloed door zeer lage doorbloeding op de bewaakte plaats.
2
• Metingen met een betrouwbaarheidsindicator met een zwak signaal zijn mogelijk niet nauwkeurig.
• De sensor in geen geval wijzigen of aanpassen. Wijzigingen of modificaties kunnen van invloed zijn op de prestaties en/of
precisie.
• Reinig de sensoren alvorens deze weer te gebruiken bij verschillende patiënten.
• Om schade te voorkomen, de connector niet laten weken of onderdompelen in vloeistoffen.
• Niet proberen te steriliseren door middel van straling, stoom, in een autoclaaf of ethyleenoxide.
• Probeer sensoren of patiëntenkabels van Masimo niet opnieuw te gebruiken/prepareren of te recyclen, aangezien dit de
elektrische onderdelen kan beschadigen en letsel van de patiënt tot gevolg kan hebben.
• Een hoge zuurstofconcentratie kan bij premature baby's aanleg tot retinopathie veroorzaken. Daarom moet de bovenste
alarmlimiet voor de zuurstofverzadiging zorgvuldig worden gekozen volgens de aanvaarde klinische normen.
• Let op: Vervang de sensor als het bericht 'Sensor vervangen' wordt weergegeven of als het bericht 'Lage SIQ' continu wordt
weergegeven tijdens de bewaking van opeenvolgende patiënten nadat u de stappen voor het oplossen van problemen met lage
SIQ hebt doorlopen die worden beschreven in de gebruiksaanwijzing van het bewakingsapparaat.
• OPMERKING: De sensor is voorzien van X-Cal
onderbreking van de bewaking van de patiënt te beperken. Vervang de sensor wanneer deze bewakingsduur is verstreken.
INSTRUCTIES
A. De plaats selecteren
Selecteer de juiste toepassingsplaats op basis van het gewicht van de patiënt:
Lichaamsgewicht
1-3 kg
3-10 kg
10-50 kg
> 30 kg
• Kies altijd een plaats die het detectorvenster van de sensor geheel bedekt.
• Vóór plaatsing van de sensor moet de plaats geheel vrij zijn van resten.
• Kies een plaats die goed doorbloed is en waar de bewegingen van een patiënt die bij bewustzijn is, het minst worden
belemmerd.
• De sensor is niet bedoeld voor plaatsing op het oor. Als het oor de gewenste bewakingsplaats is, wordt de herbruikbare RD
SET TC-I-sensor van Masimo aanbevolen.
B. De kleefvlakken op de sensor aanbrengen
• Neem voor een betere hechting van de kleefvlakken aan de sensor, de sensorkussentjes af met isopropylalcohol 70% en laat
de kussentjes drogen alvorens de kleefvlakken aan te brengen.
1. Verwijder de achterkant van de kleefvlakken. (zie afb. 1a)
2. Breng een kleefvlak aan op elk venster van de sensorkussentjes (straler en detector). Raak de kleefzijde niet aan voordat u ze
op de sensorkussentjes aanbrengt. (zie afb. 1b)
3. Verwijder de afdekfolie pas als u klaar bent om de sensor op de plaats te bevestigen.
LET OP: Breng de kleefvlakken niet aan op een tere huid.
C. De sensor in de bevestigingswrap van schuim plaatsen
1. Zoek de gaten voor bevestiging van de sensor in de wrap. Houd de wrap zo dat het oppervlak dat de patiënt raakt, naar boven
wijst. (zie afb. 2a)
2. Zoek de stralerzijde van de sensor (aangegeven met een rode markering op de kabel) en druk de knop aan de achterkant van
de sensor in het linkergat in de wrap.
3. Druk de knop aan de detectorzijde van de sensor in het rechtergat in de wrap.
4. De schuimwrap kan worden ingekort voor toepassing op kleinere plaatsen (kindervinger of -teen, voet of hand van premature
baby). (see Fig. 2b)
D. De sensor op de patiënt aanbrengen (zie afb. 3a-5d)
1. Leid de sensorkabel richting de patiënt.
2. Plaats de detectorzijde van de sensor op het vlezige gedeelte van de toepassingsplaats.
3. Plaats de stralerzijde van de sensor recht tegenover de detector (nagelbed, bovenkant voet, handpalm).
4. Wikkel het lipje rond de toepassingsplaats om te zorgen dat de straler- en detectorvensters goed uitgelijnd blijven.
Opmerking: De wrap moet los genoeg zitten om te voorkomen dat de bloedcirculatie rond de plaats wordt beperkt.
E. De sensor aansluiten op het apparaat
1. Plaats de sensorconnector in de bovenkant van het apparaat.
2. Controleer of de connector goed op het apparaat is aangesloten.
3. Push the connector cover closed until a tactile or audible click of connection is heard. (zie afb. 6)
F. De sensor loskoppelen van het apparaat
1. Til het deksel omhoog.
2. Trek met enige kracht de connector van de sensor uit de patiëntenkabel.
Opmerking: om beschadiging te voorkomen, moet u aan de sensorconnector trekken en niet aan de kabel.
-metingen kunnen worden veroorzaakt door ernstige anemie, lage arteriële perfusie of bewegingsartefacten.
-metingen veroorzaken.
-metingen kunnen worden veroorzaakt door vasospastische aandoeningen, zoals de ziekte van Raynaud
-metingen kunnen worden veroorzaakt door verhoogde dyshemoglobinewaarden, hypocapnische of
2
®
-waarde normaal lijkt. Als er verhoogde COHb- of MetHb-
2
-metingen tot gevolg hebben.
2
-technologie om het risico van onnauwkeurige afleeswaarden en onverwachtse
29
-metingen.
2
-metingen tot gevolg hebben.
2
-metingen.
2
Aanbrengingslocatie
Voet, hand
Voet, hand, grote teen, duim
Vinger, grote teen
Vinger, grote teen
9987E-eIFU-1221