•
Verdunde contrastoplossing (75% natriumchloride/25% Renografin)
wordt aanbevolen voor het opblazen/laten leeglopen van de ballon
•
Extra occlusiekatheters met ballon
Er wordt ook aanbevolen om tijdens de procedure een vrij te bewegen
C-arm met hoge resolutie fluoroscopie, hoge kwaliteit angiografie en Digital
Substraction Angiography (DSA) te gebruiken.
9. INSTRUMENTVOORBEREIDING
9.1
Inspecteer de verpakking en de katheter voorafgaand aan gebruik
zorgvuldig om te controleren of er zich tijdens verzending geen
beschadigingen hebben voorgedaan. Gebruik de katheter niet als
de katheter of de verpakking is beschadigd of aangetast.
9.2
Open de buitenste zak als de verpakking niet is beschadigd en
breng de binnenste zak (met katheter) met gebruik van steriele
technieken in het steriele veld.
9.3
Open de binnenste zak en maak de eenheid met de katheter, het
verdeelstuk en de verlengslang voorzichtig los van het stuk karton.
Controleer zorgvuldig of de katheter niet is beschadigd. Gooi de
katheter weg als deze is beschadigd en gebruik een andere.
OPMERKING: De voorbereiding van de patiënt en inbrenglocatie
moet voorafgaand aan de instrumentvoorbereiding worden
uitgevoerd. Bereid de patiënt voor volgens standaard technieken,
waaronder juiste toediening van antistollingsmiddelen en
bloedplaatjesaggregatieremmers. Bereid met behulp van
standaard technieken de inbrenglocatie voor, waaronder het
plaatsen van de introducerschede.
OPMERKING: Voorafgaand aan het starten van een
leadextractieprocedure, dient er een geleidingsdraad te zijn
ingebracht via de introducerschede en over de lengte van de
SVC. Plaats de geleidingsdraad niet als er een veneuze scheur is
opgetreden.
9.4
Vul een spuit van 60 cc met 10 tot 15 cc gehepariniseerde
zoutoplossing.
9.5
Verbind de spuit met de lumenpoort voor de geleidingsdraad en
spoel het geleidingsdraadlumen.
9.6
Haal de spuit uit de lumenpoort voor de geleidingsdraad, vul de
spuit met 15 cc gehepariniseerde zoutoplossing en verbind deze
met de afsluitkraan. Zorg ervoor dat de afsluitkraan OPEN staat en
trek een vacuüm. Breng geen oplossing in de ballon in tijdens de
voorbereiding.
9.7
Houd het vacuüm van de ballon in stand en verwijder de
beschermhoes van de ballon voorzichtig door de hoes in één
richting te draaien en deze van de ballon af te trekken.
9.8
Controleer de spuit op een continue luchtbelstroom, omdat dit een
lek in de katheter kan aangeven. Gooi de katheter weg en gebruik
een nieuwe als er een lek wordt gevonden.
9.9
Behoud het vacuüm, SLUIT de afsluitkraan en verwijder de spuit.
Leg de katheter aan de kant totdat deze nodig is.
10. INSTRUMENTGEBRUIK
10.1
Vul voorafgaand aan het introduceren van de katheter een spuit
van 60 cc met verdund contrastmiddel (75% natriumchloride/
25% Renografin) dat nodig is om de ballon op te blazen.
Raadpleeg de opblaasparameters van de ballon die in de
Ballonnalevingstabel (Tabel 1) worden vermeld voor richtlijnen.
WAARSCHUWING: Te veel opblazen kan leiden tot schade aan de
bloedvatwand, het scheuren van vaten, het scheuren van de ballon
of introductie van een luchtembolie.
10.2
Plaats de voorbereide katheter over de eerder ingebrachte
geleidingsdraad door het einde van de geleidingsdraad door
de tip van de katheter te voeren. Verplaats de katheter totdat
de geleidingsdraad uit de proximale poort komt en plaats de
kathetertip proximaal ten opzichte van de introducerschede.
10.3
Controleer of de ballon volledig leeg en onder vacuüm is.
10.4
Breng de ballonkatheter indien vereist in via de introducerschede.
Breng de katheter onder fluoroscopische beeldvorming
voorzichtig naar de gewenste locatie in het vaatstelsel. Gebruik de
markeerbanden als visuele begeleiding.
OPMERKING: Breng de katheter voor een leadextractieprocedure
in totdat de proximale markeerband zich bevindt op het splitsing
van de SVC en het rechteratrium.
Page 32 of 72
LET OP: Let goed op de fluoroscooplocatie om parallax of andere
bronnen van visualisatiefouten te voorkomen wanneer de positie
van de katheter wordt uitgelijnd zodat de ballon zich op de juiste
plek bevindt voor expansie in het bloedvat.
10.5
Vul de spuit van 60 cc met het verdunde contrastmiddel en maak
deze vast aan de afsluitkraan. Zorg er daarbij voor dat er geen
lucht in de ballonkatheter komt. Open de afsluitkraan en blaas
de ballon op de doellocatie op. Bewaak het fluoroscoopscherm
continu en let op beweging van de ballon. Tabel 1 (hieronder) is
een richtlijn voor het bepalen van het benodigde volume verdund
contrastmiddel om een bepaalde expansiediameter van de ballon
te behalen. Sluit de afsluitkraan zodra de gewenste balloninflatie is
behaald.
Tabel 1: Ballonnalevingstabel
Aanbevolen inflatievolume
20 cc
25 cc
30 cc
35 cc
40 cc
45 cc
50 cc
55 cc
60 cc
* Maximale inflatiediameter -- ballondiameter MAG NIET GROTER
ZIJN dan 32 mm en het inflatievolume MAG NIET MEER ZIJN dan
60 cc bij een ballondiameter van 32 mm.
LET OP: De bovenstaande tabel is slechts een richtlijn. Blaas de
ballon op totdat occlusie van het bloedvat is bereikt. Ballonexpansie
moet zorgvuldig worden bewaakt door middel van fluoroscopie.
LET OP: De ballon is zeer meegevend. Gebruiker moet de ballon
tijdens het opblazen te allen tijden visualiseren om bewegingen op
te kunnen merken. Laat de ballon volledig leeglopen alvorens deze
te verplaatsen als de ballon moet worden verplaatst.
LET OP: Wees extra voorzichtig in gebieden met aangetaste
bloedvaten om scheuren of bloedvattrauma te voorkomen.
10.6
Als de ballondruk wegvalt en/of de ballon scheurt, moet de ballon
worden laten leeggelopen en verwijderd. Vervang indien nodig
door een nieuwe occlusiekatheter met ballon.
10.7
Trek een vacuüm in de ballon wanneer de balloninflatie is voltooid
en verifieer dat de ballon volledig is leeggelopen.
10.8
Handhaaf het vacuüm op de ballon en trek te occlusiekatheter met
ballon terug door de introducerschede. Gebruik fluoroscopische
beeldvorming om de beweging van de occlusiekatheter met
ballon tijdens het terugtrekken te volgen.
10.9
Pas negatieve druk toe met een grotere spuit alvorens verder
te gaan als er tijdens het terugtrekken weerstand wordt
ondervonden. Verwijder de ballon en schede als eenheid als de
weerstand blijft bestaan.
10.10
Verwijder de introducerschede en sluit de inbrenglocatie met
standaard chirurgische sluitingstechnieken.
Document Part Number: 3116-001, Rev 01 (05/2019)
Ballondiameter
18 mm
20 mm
22 mm
24 mm
26 mm
28 mm
30 mm
31 mm
32 mm
QXMédical, LLC