De Impella-Katheter Positioneren En Starten - Abiomed Automated Impella Controller Manual Del Usuario

Ocultar thumbs Ver también para Automated Impella Controller:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 45
7. Breng een diagnostische katheter met een diagnostische voerdraad van
0,035 inch in de introducer in (Abiomed adviseert om een AL1-katheter
of universele katheter van 6 Fr zonder zijopeningen of een pigtail-
katheter van 4-5 Fr met of zonder zijopeningen te gebruiken) en voer de
katheter op tot in het linkerventrikel.
Afbeelding 8.10
8. Verwijder de diagnostische voerdraad van 0,035 inch en laat de
diagnostische katheter achter in het ventrikel. Vorm een kromming of
bocht aan het uiteinde van de plaatsingsvoerdraad van 260 cm (0,018
inch). Plaats het vormgereedschap net distaal van de las die de 'shaping
ribbon' scheidt van het hoofddeel van de plaatsingsvoerdraad. Buig de
'shaping ribbon' tegen het gereedschap. Oefen daarbij zo min mogelijk
kracht uit. Gebruik GEEN vormgereedschap met een scherpe punt of
rand. Trek het vormgereedschap NIET langs de 'shaping ribbon', dit
kan ertoe leiden dat de spiraal van de voerdraad wordt getrokken of
wordt ontrold. Inspecteer de spiraal en de voerdraad na het vormen en
voorafgaand aan het gebruik op beschadiging.
9. Voer de plaatsingsvoerdraad op tot in de apex van het linkerventrikel.
10. Verwijder de diagnostische katheter.
11. Schuif de repositioneringshuls vóór het inbrengen richting de rode
pompaansluitplug.
Katheter vanaf de achterzijde op de voerdraad schuiven met
behulp van het EasyGuide-lumen
12. Plaats de plaatsingsvoerdraad in het rode EasyGuide-lumen aan
de tip van de pigtail. (Zodra u het EasyGuide-lumen van de
Impella-katheter hebt verwijderd, mag u niet proberen het
terug te plaatsen. Volg de procedure die wordt beschreven
bij stap 11 als de katheter geen rood EasyGuide-lumen
heeft.)
a. Voer de voerdraad op totdat deze het rode lumen verlaat
nabij het label.
b. Verwijder het EasyGuide-lumen door voorzichtig aan het
label te trekken terwijl u de Impella-katheter vasthoudt.
c. Als u vermoedt dat een deel van het rode lumen in de
katheter is achtergebleven, mag u de Impella-katheter NIET
gebruiken. Meet de lengte van het rode lumen met behulp
van de kathetermarkeringen (als het lumen intact is, is het
21,5 cm tot 22,5 cm lang).
d. Ga verder naar stap 12 als de katheter met succes vanaf de
achterzijde op de voerdraad is geschoven.
Afbeelding 8.11
Impella CP
met SmartAssist
®
®
Katheter vanaf de achterzijde op de voerdraad schuiven zonder
EasyGuide-lumen
13. Bevochtig de canule met steriel water en schuif de katheter vanaf de
achterzijde op de plaatsingsvoerdraad. De katheter kan door één of
twee personen op de voerdraad worden geplaatst.
Techniek met één persoon
a. Voer de voerdraad op in de Impella-katheter en
stabiliseer de canule tussen de vingers, zoals getoond
in de bovenstaande afbeelding. Dit voorkomt dat het
inlaatgebied wordt afgekneld. De voerdraad moet het
uitlaatgebied verlaten bij de binnenstraal van de canule
en zijn uitgelijnd met de rechte zwarte streep op de
katheter, zoals getoond in de bovenstaande afbeelding.
De canule kan zo nodig worden uitgeschoven om ervoor
te zorgen dat de voerdraad het uitlaatgebied bij de
binnenstraal van de canule verlaat.
Techniek met twee personen
b. De operatieassistent kan de katheter helpen stabiliseren
door de katheter proximaal van de motor te houden. Zo
kan de implanterende arts de binnenstraal visualiseren.
De voerdraad moet het uitlaatgebied verlaten bij de
binnenstraal van de canule en zijn uitgelijnd met de
rechte zwarte streep op de katheter, zoals getoond in de
bovenstaande afbeelding. De arts kan zich concentreren
op het opvoeren van de voerdraad en de operatieassistent
kan helpen als de canule moet worden uitgeschoven.
Afbeelding 8.12
14. Voer de katheter door de hemostaseklep op in de arteria femoralis,
langs de plaatsingsvoerdraad en door de aortaklep met behulp van
een techniek voor vaste voerdraden. Gebruik fluoroscopie om de
katheter te volgen terwijl deze door de aortaklep wordt opgevoerd en
positioneer het inlaatgebied van de katheter 3,5 cm onder de annulus
van de aortaklep en in het midden van het ventrikel, op afstand van
de chordae van de mitraalklep. Zorg ervoor dat de voerdraad niet
oprolt in het linkerventrikel.
15. Verwijder de plaatsingsvoerdraad.
16. Bevestig de positie met behulp van fluoroscopie en controleer of een
aortagolfvorm wordt weergegeven op de Automated Impella Controller.
DE IMPELLA-KATHETER POSITIONEREN
EN STARTEN
Als de Impella-katheter niet juist is geplaatst, wordt het ventrikel niet
effectief leeggepompt. Mogelijk profiteert de patiënt dan niet van de
flowsnelheid die op de controller wordt weergegeven.
1. Controleer nogmaals of de plaatsingsvoerdraad is verwijderd.
Controleer eveneens nogmaals of een aortagolfvorm wordt
weergegeven op de controller en of de radiopake markeerband zich
bij de aortaklep bevindt.
2. Druk op de schermtoets IMPELLA STARTEN. Druk op de
schermtoets JA om te bevestigen nadat de draad is verwijderd. De
Impella start in AUTO en verhoogt automatisch de flowsnelheid
gedurende 30 seconden.
3. Zodra de controller is gestart in AUTO, kunt u nogmaals op
de schermtoets FLOWREGELING drukken om het menu
FLOWREGELING te openen met opties voor AUTO en P-niveaus
variërend van P-0 tot P-9.
99

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido