Zelfklevende SpO2-sensors voor volwassenen, kinderen, baby's, pasgeborenen en te vroeg geborenen
Voor gebruik bij één patiënt
INDICATIES – Bij gebruik met Masimo SET® en Masimo-compatibele hartslagoximeters.
De M-LNCS™, LNCS® Adult, Pediatric, Infant, Neonatal en Preterm zelfklevende sensoren zijn bestemd voor gebruik bij één patiënt voor constante, niet-invasieve monitoring van de functionele zuurstofverzadiging van arteriële
hemoglobine (SpO2) en de polsfrequentie (gemeten met een SpO2-sensor) voor toepassing bij volwassenen, kinderen, baby's en neonaten in situaties met en zonder beweging en voor patiënten met goede of slechte doorbloe-
ding in ziekenhuizen, medische instellingen, mobiel en thuis.
Sensor
Aanbrengplaats
Verzadigings-nauwkeurigheid, geen beweging
Verzadigings-nauwkeurigheid, beweging
Polsslag-nauwkeurigheid, geen beweging
Polsslag-nauwkeurigheid, beweging
Nauwkeurigheid bij slechte doorbloeding
INDICATIES – Bij gebruik met Nellcor en met Nellcor compatibele pulsoxymeters:
De M-LNCS, LNCS Adult, Pediatric, Infant, Neonatal en Preterm zelfklevende sensoren zijn bestemd voor gebruik bij één patiënt voor constante, niet-invasieve monitoring van de functionele zuurstofverzadiging van arteriële
hemoglobine (SpO2) en de polsfrequentie (gemeten met een SpO2-sensor) voor toepassing bij volwassenen, kinderen, baby's en neonaten in ziekenhuizen, medische instellingen, mobiel en thuis.
Sensor
Aanbrenglocatie
Verzadigingsnauwkeurigheid, Geen beweging
Polsslag-nauwkeurigheid, geen beweging
BESCHRIJVING
De M-LNCS, LNCS-sensors zijn bestemd voor gebruik met instrumenten met Masimo SET®-oxymetrie of instrumenten die voor gebruik van M-LNCS, LNCS-sensors goedgekeurd zijn, alsmede met Nellcor- en met Nellcor compa-
tibele pulsoxymeters, behalve Nellcor OxiMax® toegelaten instrumenten. Raadpleeg de fabrikant van de individuele instrumenten voor informatie over de compatibiliteit van bepaalde instrument- en sensormodellen. Het is de
verantwoordelijkheid van elke instrumentenfabrikant om vast te stellen of zijn instrumenten compatibel zijn met elk sensormodel.
De sensors M-LNCS, LNCS van de serie zijn gevalideerd met de Masimo SET® oximetrie technologie en op de Nellcor N-200 pulsoxymeter. De verzadigingsnauw-keurigheid van de sensors voor pasgeborenen en te vroeg gebore-
nen is gevalideerd bij volwassen vrijwilligers. Er is rekening gehouden met de eigenschappen van foetale hemoglobine door 1% toe te voegen.
De sensorlocatie moet ten minste om de acht (8) uur of vaker geïnspecteerd worden; indien de gesteldheid van de bloedsomloop of van de huid is veranderd, moet de sensor op een andere locatie worden aangebracht.
WAARSCHUWING: Masimo-sensors en -kabels zijn ontworpen voor gebruik met instrumenten met Masimo SET®-oxymetrie of die in licentie zijn gegeven voor gebruik met Masimo-sensors.
CONTRAINDICATIES
De M-LNCS, LNCS-sensors zijn niet geïndiceerd voor patiënten die allergisch zijn voor schuimrubber producten en/of kleefband.
WAARSCHUWINGEN
•
Alle sensors en kabels zijn bestemd voor gebruik met specifieke monitors. Controleer voor gebruik de compatibiliteit van de monitor, de kabel en de sensor, omdat incompatibiliteit tot slechte prestaties en/of letsel
bij de patiënt kan leiden.
•
De plek moet frequent of conform het klinisch protocol worden gecontroleerd. Let hierbij op goed kleven, een goede bloedsomloop, een goede huidconditie en een goede optische uitlijning.
•
Wees voorzichtig bij patiënten met een slecht doorbloede huid; huiderosie en druknecrose kan ontstaan als de sensor niet vaak genoeg wordt verplaatst. Controleer de plek bij slecht doorbloede patiënten minstens één
keer per uur en verwijder de sensor als er tekenen optreden van weefselischemie.
•
De doorbloeding op de sensorplaats moet regelmatig worden gecontroleerd.
•
Bij een slechte doorbloeding moet de sensorplek dikwijls worden gecontroleerd op tekenen van weefselischemie, omdat die druknecrose kan veroorzaken.
•
Bij een zeer slechte doorbloeding op de bewaakte locatie kunnen de afleeswaarden lager zijn dan de arteriële zuurstofverzadiging in de kern.
•
Gebruik geen tape om de sensor op de plek te bevestigen; dit kan de bloedsomloop beperken en aanleiding geven tot onjuiste afleeswaarden. Het gebruik van extra kleefband kan huidbeschadiging en/of druknecrose
veroorzaken of de sensor beschadigen.
•
Als een sensor te strak is aangebracht of zich strakker vastzet door oedeem zijn de metingen onjuist en kan druknecrose ontstaan.
•
Onjuist aangebrachte sensors of gedeeltelijk loslatende sensors kunnen onjuiste metingen veroorzaken.
•
Aderverstopping kan een te lage afleeswaarde van de eigenlijke arteriële zuurstofverzadiging veroorzaken. Daarom dient men te zorgen voor de juiste veneuze stroming in de bewaakte locatie. De sensor mag zich niet
lager dan het hart bevinden (bv. sensor op de hand van een patiënt wiens arm over de bedrand hangt).
•
Veneuze pulsaties kunnen verkeerde, te lage SpO2-afleeswaarden veroorzaken (bv. regurgitatie van tricuspidalisklep).
•
De pulsaties van de intra-aortale ballonsteun kunnen bij de polsfrequentie worden geteld op het overeenkomstige weergavevenster van de oximeter. Vergelijk de polsfrequentie van de patiënt met de hartslag op het ECG.
•
De sensor mag geen zichtbare gebreken, verkleuringen of beschadigingen vertonen. Als de sensor is verkleurd of beschadigd, mag u deze niet langer gebruiken. Gebruik nooit een beschadigde sensor of een sensor
met open elektrische bedrading.
•
Positioneer de kabel en patiëntenkabel voorzichtig om te voorkomen dat de patiënt verstrikt of beklemd raakt.
•
Plaats de sensor niet op een vinger of teen waar een arteriële katheter of bloeddrukmanchet op is aangebracht.
•
Bij gebruik van puls-oximetrie tijdens bestraling van het gehele lichaam moet de sensor buiten het stralingsveld worden gehouden. Als de sensor aan straling wordt blootgesteld, kan de uitlezing tijdens de actieve
bestralingsperiode foutief zijn of nul bedragen.
•
Gebruik de sensor niet tijdens een MRI-scan of in een omgeving waarin een MRI-scan staat.
•
Bronnen van sterk omgevingslicht zoals operatielampen (xenonlampen), bilirubinelampen, neonbuizen, infrarood hittelampen en direct zonlicht kunnen de werking van een sensor storen.
•
Om interferentie uit de omgeving te voorkomen, moet de sensor correct worden aangebracht, en zo nodig moet de plek waar de sensor is aangebracht met ondoorzichtig materiaal worden bedekt. Indien deze
voorzorgsmaatregel niet wordt genomen in een omgeving met sterk licht, kan een onjuiste meting het gevolg zijn.
•
Hoge COHb- of MetHb-waarden kunnen zich voordoen terwijl de SpO2-waarde normaal lijkt. Als er verhoogde COHb- of MetHb-waarden worden vermoed, moet er een laboratoriumanalyse (CO-oximetrie) op een
bloedmonster worden uitgevoerd.
M-LNCS™ Series, LNCS® Series
A A N W I J Z I N G E N V O O R G E B R U I K
LATEX
PCX-2108A
02/13
Adtx
Pdtx
Adtx-3
Pdtx-3
> 30 kg
10 - 50 kg
Vinger of teen
Vinger of teen
± 2%
± 2%
± 3%
± 3%
± 3 bpm
± 3 bpm
± 5 bpm
± 5 bpm
SpO
± 2%
SpO
± 2%
2
2
Polsslag
Polsslag
± 3 bpm
± 3 bpm
Adtx
Pdtx
Adtx-3
Pdtx-3
> 30 kg
10 - 50 kg
Vinger of teen
Vinger of teen
± 2%
± 2%
± 3 spm
± 3 spm
Niet gemaakt met natuurlijke rubber latex
Inf, Inf-L
Inf-3
3 - 20 kg
Duim of
Pasgeborene: Hand of voet
grote teen
Volwassene: Vinger of teen
Pasgeborene: ± 3%
± 2%
Volwassene: ± 2%
± 3%
± 3 bpm
± 5 bpm
SpO
± 2%
Pasgeborene: ± 3%
2
Volwassene: ± 2%
Polsslag
± 3 bpm
Inf, Inf-L
Inf-3
3 - 20 kg
Pasgeborene Hand eller fot
Duim of grote teen
Vinger of teen volwassene
Pasgeborene: ± 3%
± 2%
Volwassene: ± 2%
± 3 spm
21
Neo, Neo-L
NeoPt, NeoPt-L
Neo-3
NeoPt-3
< 3 kg
< 1 kg
> 40 kg
Hand of voet
± 3%
± 3%
± 3%
± 3 bpm
± 3 bpm
± 5 bpm
± 5 bpm
SpO
2
SpO
± 3%
2
Polsslag ± 3 bpm
Polsslag ± 3 bpm
Neo, Neo-L
NeoPt, NeoPt-L
Neo-3
NeoPt-3
< 3 kg
< 1 kg
> 40 kg
Hand of voet
± 3%
± 3 spm
± 3 spm
nl
Niet-steriel
NeoPt- 500
< 1 kg
Hand of voet
± 3%
± 3%
± 3 bpm
± 5 bpm
SpO
± 3%
2
Polsslag ± 3 bpm
NeoPt- 500
< 1 kg
Hand of voet
± 3%
± 3 spm
6698G-eIFU-1016