Rijboring maken met wisselbooraandrijving, 9 assen
Voortzettingsaanslagen
De voortzettingsaanslagen zijn vooraf aan de
wisselbooraandrijving met 9 assen gemonteerd.
Instellen van de voortzettingsaanslagen
Hoogte van de voortzettingsaanslag instellen
Overeenkomstig de plaatdikte moet de hoogte van de
linker en rechter voortzettingsaanslag door middel van
de bovenste stelring
worden afgesteld. De pen van de
1
voortzettingsaanslag moet liefst diep in het boorgat grijpen.
Tegelijkertijd moet er nog ca. 3 mm tussen werkstuk en
aanslag vrij blijven (een 3 mm inbussleutel
Schakelaar voor neerdrukarm/ boorwegverkorting
Schakelaar voor neerdukarm op rijboring zetten
laten de neerdrukarmen na het boren automatisch los en
hoeven zij niet handmatig losgehaald te worden. Draaihendel
voor boorslagverkorting naar binnen draaien. Machine bij
uitgeschakelde motor in de boorpositie brengen en de hendel
naar binnen draaien (pictogram rijboring is zichtbaar)
Boren met de voortzettingsaanslag
(hier met de rechter voortzettingsaanslag)
Werkstuk tegen middenaanslag schuiven
van het 1e gat van de rijboring, bij 19 mm plaatmateriaal
= 10 mm)
Boorproces starten en plaatmateriaal naar rechts verschuiven
tot de slinger van de voortzettingsaanslagen over het laatste
boorgat is gegleden. Vervolgens het plaatmateriaal zo ver
terugtrekken tot de slingerpen volledig verticaal in het
boorgat vastzit. Werkstuk tot aan de aanslag van de slinger
trekken
.
6
Boorproces opnieuw starten en afstandsmaat van het laatste
boorgat van het eerste boorproces en het eerste boorgat van
het tweede boorproces controleren
Deze maat kan het beste gecontroleerd worden met twee
5 mm pennen die in de boorgaten worden gestoken.
Hiervoor is een schuifmaat nodig die aan de buitenkant
tegen de pennen
meet. Deze maat moet 37 mm zijn (32
8
mm afstand tussen de boorgaten + 2 keer 2,5 mm = 37 mm)
Als de maat van 37 mm mocht afwijken, moet de
voortzettingsaanslag bijgesteld worden.
Hierbij moet de schroef aan de slinger losgedraaid worden,
waarna de stifttap met een inbussleutel in- of uitgedraaid
moet worden (1 omwenteling = 0,8 mm)
eronder leggen)
2
. Hiermee
3
.
4
(startpositie
5
.
7
.
9
9
1
2
3
4
6
7
8
5
545
545
nl