Haal de klem van de uitlaat van het veneus reservoir.
Schakel de arteriële pomp in om de oxygenatiemodule te vullen. De maximale
flow mag de 100 ml/min niet overschrijden.
8) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN OPENEN
Open, zodra de oxygenator half gevuld is, de klem op de recirculatie-/aftaplijn en
vul de oxygenatiemodule verder. In deze conditie recirculeert het bloed van de
module naar het veneus reservoir.
9) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal de klemmen van de veneuze en de arteriële lijn af en verhoog de flow tot
700 ml/min.
10) DE LUCHT UIT OXYGENATOR EN CIRCUIT LATEN
ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op de oxygenator en het complete circuit geklopt worden
om ervoor te zorgen dat de microluchtbellen uit het gehele extracorporele circuit
verwijderd worden.
De maximale bloedflow moet minstens 5 minuten in stand worden gehouden om
te garanderen dat alle lucht verwijderd zal worden.
11) HET MONSTERNEMINGSSYSTEEM VULLEN
De A/V-monsternemingkraan wordt automatisch gevuld wanneer de arteriële,
veneuze en centrale kraanknoppen gericht zijn naar de toegangsconnectoren
van het verloopstuk, zodat de vulvloeistof van de arteriële uitgang naar het
veneus reservoir kan stromen.
12) DE ARTERIELE FLOW VERMINDEREN
Nadat het systeem volledig ontlucht is, is het mogelijk de arteriële flow terug te
brengen tot 200 ml/min om te recirculeren door de geopende aftap-
/recirculatielijn.
13) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJNEN AFSLUITEN
Sluit de veneuze en de arteriële lijnen af.
- Tijdens de vul- en ontluchtingsfasen moet het arteriële/veneuze systeem
minstens 30 cm hoger gehouden worden dan de arteriële uitgang van de
oxygenator.
- Gebruik tijdens de vul- en ontluchtingsfasen geen pulserende flow.
- SORIN GROUP ITALIA adviseert gebruik te maken van de
snelheidsregelaar van de pomp om de arteriële flow langzaam te
verminderen of te stoppen.
- Gebruik de aan-/uitschakelaar van de pomp niet totdat de snelheid van
de pomp nul bedraagt.
- Schakel de verwarmer-koeler niet uit terwijl de bliedingangs- en
uitgangslijnen van de oxygenatiemodule zijn afgeklemd.
- Controleer of de dosering van de anticoagulans in het systeem juist is,
alvorens met de bypass te beginnen.
- De gebruiker moet vóór de bypass inspecteren of alle lucht uit de
oxygenator en het circuit verwijderd is.
G. MET DE BYPASS BEGINNEN
1) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJNEN OPENEN
Haal eerst de klem van de arteriële lijn en daarna van de veneuze lijn. Start de
bypass met een bloedflow die geschikt is voor de omvang van de patiënt.
Houd het bloedpeil in het veneus reservoir constant in de gaten.
2) CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE
WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
3) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De gas-/bloedverhouding die bij een normale lichaamstemperatuur wordt
geadviseerd is 1:1 met een FiO
- Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in. Indien de
pomp stilvalt, eerst de gas uitschakelen en dan pas de bloedflow.
- Tijdens de bypass mag de gas-/bloedverhouding nooit groter zijn dan
2:1. Een verschijnsel dat "natte long" genoemd wordt kan zich voordoen
wanneer oxygenators met microporeus holvezelmembraan voor een
lange periode gebruikt worden en wanneer temperatuurgradiënten
optreden. Indien tijdens een langdurig gebruik van de oxygenator
watercondens geassocieerd met een afname van de gasuitwisseling
waargenomen wordt, dan moet de gas-/bloedflowverhouding opgevoerd
worden tot 4:1 gedurende 10 minuten.
- De druk in het bloedcompartiment moet altijd hoger zijn dan de druk in
het gascompartiment; dit om de vorming van gasbellen in het
bloedcompartiment te voorkomen.
- Wanneer de vulprocedue voltooid is, zorg er dan voor dat de gasflow
uitgschakeld blijft gedurende periode tot het starten van de procedure.
52
van 80 tot 100%.
2
4) BLOEDGASANALYSE
Enkele minuten nadat de bypass gestart is, moet het gasgehalte in het veneuze
en arteriële bloed gecontroleerd worden. Afhankelijk van de vastgestelde
waarden moet u de betreffende parameters als volgt afstellen:
Hoog pO
2
Laag pO
2
Hoog pCO
Laag pCO
H. WERKING TIJDENS BYPASS
- Tijdens de procedure, wanneer bloed van het systeem wordt afgenomen
(hemofiltering, bloedcardioplegie, monstername,...), zorg er dan altijd voor
dat de flow gegenereerd door de hoofdpomp hoger is dan de afgenomen
bloedflow. Zo niet, daalt de druk van het bloedcompartiment en worden
luchtbellen gevormd.
- Controleer of alle lueraansluitingen stevig zijn vastgemaakt. Alle
accessoirelijnen verbonden met het apparaat moeten stevig aangesloten
zijn en alle kranen moeten dicht zijn om te voorkomen dat per ongeluk lucht
in het apparaat treedt of bloedverlies optreedt.
1) CONTROLE VAN DE VENEUZE RETOURFLOW
Indien een hogere veneuze retourflow nodig is, ga dan als volgt te werk:
Versie [B], GESLOTEN SYSTEEM
a) Open de inklapbare reservoirknijper volledig om het volume van het reservoir
te vergroten.
Alle versies
b) Verlaag zowel de oxygenator als het veneus reservoir ten opzichte van de
positie van de patiënt.
- De ACT (Activated Clotting Time) moet altijd langer zijn dan of gelijk aan
480 seconden om een correcte anticoagulatie van het bloed dat in het
extracorporale circuit circuleert te waarborgen.
- Indien het nodig is om een anticoagulans aan de patiënt toe te dienen,
gebruik dan de lueraansluiting of de middelste kraan op het verloopstuk.
Versie [A], OPEN SYSTEEM
- Het minimumbedrijfsvolume van het veneus reservoir is 10 ml. Om een
voldoende lange responstijd te waarborgen in het geval van verstopping
van de veneuze ingangslijn, wordt echter geadviseerd voldoende volume
in het reservoir te handhaven, boven het minimumniveau van 10 ml.
Overschrijd echter de 500 ml in het veneus reservoir niet.
Versie [B], GESLOTEN SYSTEEM
- De cardiotomie moet altijd hoger worden geplaatst dan het veneus
reservoir (gesloten systeem).
- Men adviseert om de lijn die cardiotomie- en inklapbaar veneus reservoir
verbindt met een klem afgesloten te houden tijdens de behandeling, om
massale luchttoevoer naar de patiënt te voorkomen in het geval dat de
inklapbare veneuze reservoirs zich legen. Indien bloed verplaatst moet
worden van het cardiotomiereservoir naar het inklapbare veneuze
reservoir, open dan voorzichtig de klem en vermijd lediging van de lijn
die cardiotomie- en inklapbaar veneus reservoir verbindt. Het ledigen van
het cardiotomiereservoir en het inklapbare veneuze reservoir kan
resulteren in luchttoevoer naar de oxygenator en uiteindelijk naar de
patiënt.
Versie [C], OXYGENATIEMODULE
- Het veneus reservoir moet altijd hoger worden geplaatst dan de
oxygenator.
2) ARTERIËLE MONSTERNEMING
Voer een monsternamenaald in de arteriële benmonsteringsleuraansluiting. Richt
de kraanknoppen naar de toegangsconnectoren van het verlopstuk, zodat het
arterieel bloed door het verkoopstuk kan stromen. De druk aan de arteriële zijde
maakt de flow mogelijk. Haal het bloedmonster uit de arteriële
bemonsteringskraan. Draai de arteriële kraan dicht vooraleer de injectienaald te
verwijderen.
3) VENEUZE MONSTERNEMING
Controleer of de arteriële kraan gesloten is. Voer een monsternamenaald in de
veneuze kwaarluer en een spoelnaald in de middelste kraan. Open de middelste
kraan en neem minstens 10-15 ml bloed af vooraleer het veneus monster af te
nemen. Sluit de middelste kraan. Laat het bloedmonster door een van de
lueraansluiting met filter gaan, bovenop het reservoir. Open de veneuze kraan en
neem een monster van veneus bloed af. Sluit de kraan vooraleer de naald te
verwijderen.
4) INJECTIE VAN GENEESMIDDELEN
Steek de geneesmiddelspuit in de lueraansluiting van de middelste kraan. Open
de centrale en veneuze kranen en injecteer het geneesmiddel in het verloopstuk
NL - NEDERLANDS
Verlaag de FiO
2
Verhoog de FiO
2
Verhoog de gasflow
2
Verlaag de gasflow
2