– A ls het pedaal wordt losgelaten komt het
automatisch weer in de vrije stand «N» te-
rug.
LET OP!
Het inschakelen van de
achteruitversnelling dient uitgevoerd te
worden als de machine stilstaat.
OPMERKING Als het koppelingspedaal
zowel bij het voor– als het achteruitrijden be-
diend wordt met een ingeschakelde handrem
(4.2) slaat de motor af.
4.23 ONTGRENDELING VAN DE
HYDROSTATISCHE AANDRIJVING
(Afb. 4.3 n.23)
Deze hendel heeft twee standen die op de
desbetreffende sticker staan aangegeven:
«A» = A andrijving ingeschakeld: voor alle
gebruikscondities, tijdens het rijden
en het maaien;
«B» = A andrijving ontgrendeld: vermindert
aanzienlijk de kracht die nodig is om
de machine, met de motor uitgescha-
keld, met de hand te verplaatsen.
BELANGRIJK Teneinde te voorkomen dat
de aandrijfunit beschadigd wordt, mag deze
operatie alleen worden uitgevoerd met een
stilstaande motor, met de pedaal (4.22) in de
stand «N».
5. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN
LET OP!
Indien het gebruik overwegend
op hellende terreinen voorzien is (nooit meer
dan 10°), dient men aandachtig de voor-
schriften te lezen om veilig te werken (zie
5.5).
BELANGRIJK BELANGRIJKAlle verwijzingen
met betrekking tot de bedieningsposities worden
weergegeven in hoofdstuk 4.
5.2 FUNCTIES VAN DE
VEILIGHEIDSMECHANISMEN
De veiligheidsmechanismen hebben twee func-
ties:
– z e voorkomen de start van de motor als de
veiligheidsmaatregelen niet in acht zijn ge-
nomen;
– z e stoppen de motor als er ook maar een en-
kel veiligheidsconditie wegvalt.
a) Om de motor te starten is het in ieder geval
nodig dat:
– de koppeling in de "vrije" stand staat;
– de snij-inrichtingen uitgeschakeld zijn;
– d e bediener de machine zit.
b) De motor stopt wanneer:
– de bediener de stoel verlaat;
– d e opvangzak wordt opgetild met de snij-
inrichtingen ingeschakeld;
– d e snij-inrichting wordt ingeschakeld zonder
dat eerst de opvangzak aangebracht werd;
– d e handrem wordt ingeschakeld zonder de
snij-inrichting te hebben uitgeschakeld.
– d e pedaal van de aandrijving (zie 4.22) wordt
gebruikt met ingeschakelde parkeerrem.
5.3 UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN
VOOR DE INGEBRUIKNAME
Alvorens te beginnen met werken dienen er
enkele controles en handelingen uitgevoerd te
worden om er zeker van te zijn dat het werk op
de meest nuttige en veilige manier zal verlopen.
5.3.1 De stoel afstellen (Afb. 5.1)
Om de positie van de stoel af te stellen schoreft
u de vier stelschroeven (1) wat los en laat u de
stoel langs de steungaten schuiven.
Wanneer de stoel op de juiste hoogte staat, zet
u de vier stelschroeven (1) stevig aan.
5.3.2 Bandenspanning (Afb. 5.2)
Een juiste bandenspanning is noodzakelijk om
de snijgroep geheel evenredig boven het gras-
oppervlak te krijgen, zodat u een mooi maai-
beeld krijgt.
Schroef de beschermdopjes los en sluit de klep-
pen aan op een persluchttoevoer voorzien van
een drukmeter en regel de druk op de aangege-
ven waarden.
5.3.3 Olie en benzine bijvullen
OPMERKING Het type van olie en benzine
dat gebruikt moet worden is aangegeven in de
handleiding van de motor.
Om toegang te verkrijgen tot het peilstaafje,
moet men de zetel achteruit kantelen en het
deksel eronder verwijderen.
Het oliepeil moet zich tussen de MIN. en de
MAX. inkeping van de peilstok bevinden. (Afb.
5.3)
NL - 10