5.1.2.1. Wifinetwerk instellen met WPA2 Enterprise-verificatie:
Opmerking: Bij de eerste installatie van een wifinetwerk met WPA2 Enterprise-verificatie moet een
weergave-eenheid de service van uw netwerkprovider kunnen vertrouwen. Volg de instructies in hoofdstuk
5.1.4. Neem in plaats daarvan contact op met uw IT-beheerder of de netwerkprovider.
• Selecteer het gewenste
wifinetwerk in de lijst.
• Druk op het invoerveld naast
Identiteit (Identity) 8 en
voer de gebruikersnaam in.
• Druk op het invoerveld naast
Wachtwoord (Password) 9
en voer het wachtwoord in.
• Als de certificaatnaam niet
aanwezig is, drukt u op de pijl
naast Certificaat (Certificate) 10 en importeert u deze handmatig naar het systeem
(zie hoofdstuk 5.1.4.).
• Druk op Verbinden (Connect) 11 .
• Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, verschijnt er een wifisymbool
• Als u een automatische verbinding met een eerder gebruikt wifinetwerk wilt inschakelen,
drukt u op de schuifregelaar AAN/UIT (ON/OFF) naast Automatisch verbinden
(Connect automatically) 12 (schakelt over naar groen).
5.1.2.2. Verborgen wifinetwerk instellen:
• Druk onder de lijst met beschikbare
netwerken op Netwerk toevoegen
(Add network) 13 .
• Druk op het invoerveld naast SSID en voer
de naam van het verborgen wifinetwerk in.
Druk vervolgens op OK.
• Voer de overige informatie in de
invoervelden in, afhankelijk van het type
wifinetwerk (zie hoofdstuk 5.1.2./5.1.2.1.).
5.1.3. Bedrade LAN-verbinding via een Ethernetkabel instellen:
• Sluit een LAN-kabel aan op de Ethernet-aansluitingspoort aan de achterkant van de
weergave-eenheid (zie hoofdstuk 2.3.) en op een router of LAN-wandconnector.
• Controleer in het menu Netwerk (Network) de LAN-verbindingsstatus die onder Ethernet
wordt weergegeven.
5.1.4. Netwerkcertificaat voor WPA2 Enterprise-verificatie importeren:
• Blader in het menu Netwerk (Network)
naar Geïmporteerde netwerkcertificaten
(Imported Network certificates) 14 .
TLS-certificaten vanaf een server importeren:
• Zorg ervoor dat de weergave-eenheid is
verbonden met een tijdelijk wifi- of LAN-
netwerk (zie hoofdstuk 5.1.2. of 5.1.3.).
• Druk op Serverimport (Server import).
• Druk op het invoerveld naast Bestandsnaam
van certificaat (Certificate file name) 15
en voer de bestandsnaam in.
• Druk op het invoerveld naast Hostnaam (Host name) 16 en voer de hostnaam in.
• Druk op het invoerveld naast Poortnummer (Port number) 17 en voer het poortnummer in.
12
8
9
10
11
in de werkbalk.
14
13
263