Probleem
De weergave-
eenheid gaat niet
AAN wanneer op de
aan/uit-knop wordt
gedrukt.
De batterij wordt
niet opgeladen.
De productieve tijd
van de batterij is laag.
Geen livebeeld
vanaf het weerga-
veapparaat op het
scherm van de
weergave-eenheid
OF
geen ledlicht in
het distale uiteinde
van het weergaveap-
paraat.
Mogelijke oorzaak
De batterij van de
weergave-eenheid
is leeg.
De weergave-eenheid
gaat niet AAN, zelfs
niet als de voeding is
aangesloten.
De interne temperatuur
in de weergave-eenheid
is onder 10 °C of boven
45 °C.
De capaciteit van de
interne batterij is door
slijtage afgenomen.
Storing in weergaveap-
paraat of aansluiting
met weergaveapparaat.
De weergave-eenheid
en het Ambu-weergave-
apparaat hebben com-
municatieproblemen.
Storing in
connectorpoort van
weergaveapparaat.
Er wordt een
opgenomen beeld op
het tabblad Ingreepmap
weergegeven
OF
een menuvak blokkeert
het livebeeld.
Aanbevolen actie
Sluit de voeding op de
weergave-eenheid aan.
Controleer of het lampje op de voeding
AAN staat wanneer de eenheid in een
werkend stopcontact wordt gestoken.
Als er geen lampjes branden, moet de
voeding mogelijk worden vervangen.
Voer een uitschakelcyclus uit (volg de
bovenstaande procedure).
Als een van de volgende voorwaarden
van toepassing is, corrigeer deze dan om
de weergave-eenheid af te koelen:
1. Controleer of de achterkant van de
monitor vrije toegang heeft tot de
luchtstroom.
2. Controleer of de ventilator draait door
door de ventilatiegaten te kijken,
de luchtstroom te voelen bij de
ventilatiegaten en/of door te luisteren
naar het geluid van de ventilator. Als
de ventilator niet draait, moet deze
mogelijk worden vervangen.
3. Controleer of de weergave-eenheid in
direct zonlicht staat of aan andere
warmtebronnen is blootgesteld.
Als u merkt dat de levensduur van de
batterij van de weergave-eenheid na een
volledige lading minder dan 1 uur is, kunt
u overwegen de batterij te vervangen.
Sluit het weergaveapparaat (opnieuw) aan.
Voer een uitschakelcyclus uit
(volg de bovenstaande procedure).
Probeer een van de andere
connectorpoorten van het
weergaveapparaat.
Als er vanaf de andere connectorpoort
beeld wordt verkregen, dan moet de
eerste connectorpoort mogelijk worden
vervangen.
Als geen van de connectorpoorten een
beeld geeft, probeer het dan opnieuw
met een nieuw weergaveapparaat.
Keer terug naar het livebeeld door op
het tabblad Livebeeld
OF
Als dit niet werkt, voer dan een
uitschakelcyclus uit (volg de procedure
hierboven).
te drukken.
287