NL
Verband vervangen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing die met de
verbandsets is meegeleverd voor aanvullende
informatie over het gebruik en onderhoud van
verbanden.
1.
Foamwondverbanden moeten elke 48 tot 72 uur
na de eerste toepassing van de therapie worden
verwisseld. Als het verband niet lekt en de patiënt
geen hinder ervan ondervindt, moet het verband
vervolgens ten minste 3 maal per week worden
vervangen.
2. Gaasverbanden moeten 48 uur na de eerste
toepassing van de therapie worden verwisseld.
Als het verband niet lekt en de patiënt geen hinder
ervan ondervindt, moet het verband vervolgens
2-3 maal per week worden vervangen.
3. In het geval dat er een grote hoeveelheid
wondvocht of viskeuze vloeistof wordt afgezogen,
het wondvocht sediment bevat of wanneer er bloed
aanwezig is, zijn er mogelijk regelmatige controles
en meer verbandverwisselingen nodig.
4. Bij een wond op een moeilijk afdichtbare
anatomische locatie of een locatie waar de wond
wordt blootgesteld aan extern vocht, moet het
verband frequent worden gecontroleerd om
zeker te zijn dat de afdichting gehandhaafd blijft.
Zorg ervoor dat het wondverband volledig is
samengedrukt en stevig aanvoelt.
5. Zorg ervoor dat al het vulmateriaal voor de wond
dat zich in de wond bevindt, is verwijderd voordat
u opnieuw verband op de wond aanbrengt. Als
er foamverband aan de wond kleeft, brengt u een
fysiologische zoutoplossing in het wondverband
aan en laat u deze 15 tot 30 minuten intrekken
voordat u het foam voorzichtig verwijdert.
Werp gebruikte wondverbanden op de juiste wijze
weg met inachtneming van het protocol van de
instelling voor het behandelen van medisch afval.
6. Zoals bij alle klevende producten moet het
verband voorzichtig worden aangebracht op
en verwijderd van een gevoelige of zwakke
huid om beschadiging van de huid te voorkomen,
met name na veelvuldige verbandwisselingen.
Het gebruik van huidbeschermer kan helpen bij
de bescherming van de huid rond de wond.
7. Controleer de patiënt op tekenen van lokale en
systemische infectie door het verband regelmatig
te controleren. Bij geïnfecteerde wonden is
het soms noodzakelijk om het verband vaker
te vervangen. Als NDT niet is bedoeld om
de infectie direct te behandelen en u in het
wondgebied tekenen van een systemische
infectie of voortschrijdende infectie waarneemt,
dient u onmiddellijk contact op te nemen met de
behandelend arts.
Selectie van canister
Het apparaat dient te worden gebruikt met
RENASYS™ GO canisters van 300 ml of 750 ml.
RENASYS GO canisters zijn voorzien van een
geïntegreerd bacteriefilter met 2 fasen waarmee
het apparaat wordt beschermd tegen overlopen en
verspreiding van geaspireerde micro-organismen.
De canisters zijn bedoeld voor gebruik bij één patiënt.
Niet nogmaals gebruiken.
Canisters worden niet steriel geleverd en mogen niet
in een steriel veld worden gebruikt.
Canisters moeten ten minste één keer per week
worden vervangen, maar ook zodra een andere
patiënt wordt behandeld of zodra de canisterinhoud
de maximale volumeaanduiding heeft bereikt (vullijn
van 300 ml of 750 ml). Wacht niet tot het alarm wordt
geactiveerd voordat u de canister gaat verwisselen.
Wanneer tijdens de behandeling van een patiënt grote
hoeveelheden exsudaat vrijkomen, moet de canister
regelmatig worden verwisseld. Controleer canisters
regelmatig om hoeveelheden exsudaat te bewaken.
Deze hoeveelheden moeten onder de maximale
volumeaanduiding liggen (vullijn van 300 ml of 750 ml).
Controleer de canister op tekenen van barsten
of beschadiging. Als deze worden aangetroffen,
werpt u de canister weg en vervangt u deze.
Zorg ervoor dat het kijkvenster van de canister
regelmatig wordt gecontroleerd op tekenen
van bloeding.
Voor patiënten met een verhoogde kans op bloedingen
gebruikt u een canister van 300 ml.
274