7.8 ENDOSCOPISCHE ABLATIEPROCEDURE MET DE HEARTLIGHT X3
7.8.1 DE PATIËNT VOORBEREIDEN
De standaardprocedures voor elektrofysiologische onderzoeken worden gevolgd.
1. Voer met standaardtechnieken een transseptale punctie uit. Naar goeddunken van de arts kan
een tweede transseptale punctie worden uitgevoerd om aan andere katheters toegang te bieden tot
het linkeratrium.
2. Het is aan te bevelen heparine toe te dienen om volgens het vereiste zorgniveau een
therapeutische ACT te bewerkstelligen en dit anticoagulatiepeil in stand te houden gedurende
de gehele ablatieprocedure, vanaf het moment van de transseptale punctie totdat de ballonkatheter en
de huls zijn teruggetrokken in het rechteratrium.
3. Breng de huls in het linkeratrium volgens de gebruiksaanwijzing voor de huls.
4. Indien de arts dit nodig acht, kan er voor ablatie mapping worden uitgevoerd.
7.8.2 PROCEDURE
De ballonkatheter moet worden gebruikt met de HeartLight X3-console. Raadpleeg voor aanbevolen
procedurestappen de bedienings- en onderhoudshandleiding bij het HeartLight endoscopisch
ablatiesysteem 06-4955.
1. Prepareer een ballonkatheter voor de eerste te behandelen vene. Steek de ballonkatheter in
de steriele compatibele buigbare huls zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van de huls.
Een witte markeringslijn op het proximale gedeelte van de schacht van de ballonkatheter geeft de
inwendige lengte van de katheter binnen in de HeartLight-huls aan. Als de ballonkatheter in de huls
wordt opgevoerd, bevindt de ballonkatheter zich binnen in de huls totdat de markering op de schacht
gelijk ligt met de hemostaseklep. Deze markering geeft aan dat de radiopake tip van de ballonkatheter
zich dicht bij het uiteinde van de HeartLight-huls bevindt en het opvoeren van de ballonkatheter dient
te worden voortgezet onder fluorescopie. Wanneer de markeringslijn niet langer zichtbaar is, kan de
ballonkatheter uit de HeartLight-huls steken.
Opmerking: Deze markeringslijn is alleen relevant bij gebruik met de HeartLight-huls.
Opmerking: om het positioneren van de ballonkatheter te voltooien, dient gebruik te
worden gemaakt van gepaste fluorescopische visualisatie.
Opmerking: voordat u de ballonkatheter in de huls steekt, dient u te controleren of de
laesiegenerator zich binnen de ballon bevindt. De laesiegenerator moet tijdens het inbrengen
in de huls, tijdens manipulatie in het atrium en tijdens verwijdering uit de huls in dit gedeelte
van de ballonkatheter blijven. De laesiegenerator mag niet door een scherpe bocht in de
ballonkatheter worden gevoerd. Hierdoor zou de laesiegenerator defect kunnen raken.
Gebruiksaanwijzing voor HeartLight X3-katheter
06-5511 REV A
Pagina 13
ECN-4541