SECTIE C: Bijstellingsprocedure na implantatie
U kunt de klep op elk gewenst moment na de implantatie
bijstellen. Zo nodig kunt u een steriele afdekdoek over
de incisieplaats leggen. De afdekdoek belemmert de
magnetische koppeling van de bijstellingsprocedure niet.
LET OP: bovenmatige zwelling of dik weefsel kan er
voor zorgen dat de instelling moeilijk kan worden
bepaald en/of bijgesteld. Zie stap 4 in deze sectie
instructies voor het gebruik van de positioneringstool
met een laag profiel in dergelijke gevallen.
Als het problematisch blijft om één van beide
positioneringstools te positioneren, moet u wachten
tot de zwelling is afgenomen of de klepinstelling
bevestigen met een röntgenfoto. Zie SECTIE D:
Problemen oplossen en SECTIE E: De huidige
klepinstelling bevestigen voor meer informatie.
1. Plaats de patiënt in een dusdanige houding dat de
geïmplanteerde klep en tools zich in een horizontale
positie bevinden, om de werking van de indicatortool
te optimaliseren (zie Afbeelding 6).
LET OP: als de indicatortool zich niet in
een horizontale positie bevindt, kunnen er
onnauwkeurige waarden worden weergegeven.
2. Bepaal de positie van de klep door te voelen. Betast
en markeer het midden van het klepmechanisme;
dit is het harde gedeelte van de klep, distaal van het
reservoir. Betast en markeer de positie van de in- en
uitlaatfixatiehaakjes/katheters (zie Afbeelding 7).
3. Selecteer de geschikte positioneringstool
(positioneringstool met instelbare hoogte of
positioneringstool met laag profiel). Als het weefsel
in het gebied van de klep dik is of als er sprake is van
een oedeem (>10 mm boven de klep), gebruikt u de
positioneringstool met laag profiel (zie Afbeelding 8).
Gebruik anders de positioneringstool met instelbare
hoogte. Optimale plaatsing wordt bereikt door
ervoor te zorgen dat de positioneringstool zich
stabiel op het hoofd van de patiënt bevindt en het
weefsel dat het klepmechanisme bedekt zich precies
onder de inkeping in de positioneringstool bevindt
(Afbeeldingen 9A en 9C).
4. Plaats de geschikte positioneringstool boven op
de geïmplanteerde klep, zodat de zwarte lijnen zijn
uitgelijnd met het gemarkeerde midden van het
harde-klepmechanisme en de stroomrichting is
uitgelijnd met de markeringen van de
katheteraansluithaakjes (Afbeelding 10).
Opmerking: als u de positioneringstool met
instelbare hoogte gebruikt, draait u aan de witte
buitenste ring om de hoogte in te stellen, tot het weefsel
dat het klepmechanisme bedekt zich precies onder
de inkeping in de positioneringstool (Afbeelding 9C)
bevindt, om de prestaties van de tool te optimaliseren.
Opmerking: als u de positioneringstool met laag
profiel gebruikt, moet u ervoor zorgen dat het weefsel
dat het klepmechanisme bedekt niet door de inkeping
tot in de positioneringstool reikt. Als er weefsel door
de opening komt, moet u de tool voorzichtig tegen het
hoofd aanhouden om te zien of het weefsel onder de
inkeping blijft. Als het weefsel te ver uitsteekt, gebruikt
u de positioneringstool met instelbare hoogte.
86