De manometer op nul zetten
1. Na het vullen van de manometer draait u de
afsluitkraan om de manometer op het bad aan te
sluiten (afbeelding A-7).
2. Laat het waterpeil in de manometer zakken. Het
waterpeil moet stoppen op het nulniveau van de
manometer (afbeelding A-8).
3. Stel indien noodzakelijk de hoogte van de manometer
bij, zodat het waterniveau in de manometer en
de vloeistof in het waterbad zich op hetzelfde
niveau bevinden.
Testprocedure
1. Stel de klep, nog steeds ingepakt in de steriele
sluiten, af op de gewenste instelling.
2. Verwijder de klep uit de steriele verpakking en sluit de
klep aan op de manometer/injectiespuit-constructie
met behulp van de katheter die in het waterbad
is geplaatst.
3. Stel de afsluitkraan bij om de injectiespuit
op de klepconstructie aan te sluiten
(afbeelding A-2 hierboven).
4. Zet de klep verticaal met de uitlaat naar beneden gericht.
5. Met behulp van de injectiespuit spoelt u voorzichtig de
zoutoplossing door het systeem, terwijl u behoedzaam op
het reservoir drukt om luchtbellen uit de klepconstructie
te verwijderen. Zodra vloeistof door de klep begint te
stromen, kan de uitlaat van de klep opwaarts worden
gericht om te helpen het systeem te ontluchten.
Opmerking: door een te hoge stroomsnelheid
(> 0,75 ml/min) wordt de SIPHONGUARD-regelaar
geactiveerd en wordt de indruk gewekt dat de klep
distaal is afgesloten. In werkelijkheid wordt de stroom
omgeleid naar het secondaire pad met hoge weerstand.
6. Dompel zodra alle lucht uit de klep is verwijderd,
de klep helemaal in het waterbad. Bij kleppen met
een distale katheter dompelt u het uiteinde van de
katheter onder in het waterbad om nauwkeurige
resultaten te krijgen. Controleer of er geen luchtbellen
aan het uiteinde van de distale katheter zitten en of
het waterbad geen obstructie vormt voor het uiteinde
van de katheter.
7. Stel de afsluitkraan bij om de injectiespuit op de
manometer (afbeelding A-6 hierboven) aan te sluiten
en vul de manometer opnieuw tot een hoogte die
gelijk is aan de werkdruk van de eerstvolgende hogere
instelling boven de klepinstelling die wordt getest, of
tot 60 cmH
tabel 1 voor specificaties van de werkdruk.
8. Draai de afsluitkraan om de manometer op de klep
aan te sluiten (afbeelding A-7 bovenstaand).
9. Het waterpeil in de manometer begint te zakken. Laat
het waterpeil gedurende 2 minuten zakken en lees
vervolgens de resulterende druk af.
Opmerking: Voor kleppen met een distale katheter en/
of SIPHONGUARD-regelaar wordt een test van langere
duur aanbevolen ter compensatie van de kans op een
lagere stroomsnelheid vanwege activering van de extra
O als instelling 8 wordt getest. Raadpleeg
2
94