Het kan een probleem zijn om de juiste positie van de
positioneringstool boven de geïmplanteerde klep te
verkrijgen. Overweeg in dat geval de positioneringstool
met laag profiel te gebruiken.
• Lokaliseer via palpatie het harde-klepmechanisme
en zorg ervoor dat de zwarte lijnen op de
positioneringstool met laag profiel zijn uitgelijnd
met het midden van het klepmechanisme.
• Markeer de huid van de patiënt in het midden
van het klepmechanisme tussen de twee zwarte
lijnen. Markeer tevens de locatie van de distale
aansluithaakjes/katheters op het proximale en distale
uiteinde (zie Afbeelding 7). Dit maakt het eenvoudiger
de juiste positie en richting van de positioneringstool
boven de geïmplanteerde klep te realiseren.
• Zorg ervoor dat de zwarte lijnen op de
positioneringstool zijn uitgelijnd met de markering
voor het midden van het klepmechanisme en dat de pijl
voor de stroomrichting is uitgelijnd met de markeringen
voor de proximale en distale aansluithaakjes/katheters.
Als u het probleem niet op deze manier kunt oplossen,
moet u de klep vervangen.
SECTIE E: De huidige klepinstelling bevestigen
U kunt de instelling van een geïmplanteerde klep
vaststellen met de CODMAN CERTAS-toolkit en de
aanwijzingen in SECTIE C: Bijstellingsprocedure na
implementatie, stappen 1 t/m 6.
U kunt ook een röntgenfoto van de klep maken. Voor
een goede röntgenfoto moet de opname loodrecht op
het vlak van de klep worden gemaakt, waarbij de niet-
geïmplanteerde kant van het hoofd van de patiënt op de tafel
rust. De foto moet worden gemaakt in relatie tot de klep en
niet tot de anatomie van de patiënt. Zie afbeelding 14 voor
röntgenfoto's van de klep bij alle instellingen.
Gebruik de röntgen-overlaytool om een röntgenopname
te bekijken (zie SECTIE F: De klepinstelling aflezen met
de röntgen-overlaytool, stappen 1-5).
SECTIE F: De klepinstelling aflezen met de
röntgen-overlaytool
Zie afbeelding 15.
Opmerking: plaats de röntgen-overlaytool tegen het
röntgenbeeld aan.
1. Lijn de RODE middenlijn van de klep op de overlay
uit met de middenlijn van de betreffende röntgenfoto.
Lijn hiervoor de proximale en distale connectoren
van het röntgenbeeld uit met de overeenkomstige
connectoren op de overlay.
2. Zorg ervoor dat de getallen op de overlay die de
instellingen aangeven de juiste weergave-oriëntering
hebben. In deze richting loopt de rode markeringslijn
aan de rechterkant (RHS) door tot rechts van de
RODE middenlijn. Dit zorgt voor een juiste richting
van de overlay.
3. Lijn de middenstip van de rotatieconstructie (RC)
op de overlay uit met het midden van de RC op het
röntgenbeeld.
4. Zorg ervoor dat de rode RHS-markeringslijn met
rode stip is uitgelijnd met de RHS-markering van het
röntgenbeeld (indien aanwezig).
89