nl
4
3
5
1
3
Fig. 8: Droge opstelling
6.4.6
Niveauregeling
6.4.7
Droogloopbeveiliging
602
Installatie en elektrische aansluiting
Werkstappen
1
Afsluiter
1
2
Terugslagklep
2
3
Compensator
4
Bevestigingspunt voor hijsmiddel
5
Minimaal waterpeil in de verzamelruimte
‡
De machineruimte/opstellingslocatie is voorbereid voor de installatie.
‡
Het leidingsysteem is conform de voorschriften geïnstalleerd en zelfdragend.
1. Bevestig het hijsmiddel met een harp aan het bevestigingspunt op de pomp.
2. Til de pomp op en plaats hem in de machineruimte.VOORZICHTIG! Houd de span-
ningskabels enigszins op spanning tijdens het neerlaten van de pomp!
3. Bevestig de pomp vakkundig aan het fundament.
4. Sluit de pomp aan op het leidingsysteem. LET OP! Let op een spannings- en tril-
lingsvrije aansluiting. Gebruik indien nodig elastische aansluitstukken (compen-
satoren).
5. Maak de bevestigingsmiddelen los van de pomp.
6. Laat de spanningskabels in de machineruimte aanleggen door een geschoolde
elektromonteur.
▶ De pomp is geïnstalleerd; nu kan de elektromonteur de elektrische voeding aan-
sluiten.
GEVAAR
Er bestaat explosiegevaar bij onjuiste installatie!
Wanneer de niveauregeling zich binnen een explosieve zone bevindt, moeten de sig-
naalgevers via een scheidingsrelais voor explosies of een zenerbarrière worden aan-
gesloten. Bij onjuiste installatie bestaat explosiegevaar! Laat de aansluiting door een
elektromonteur uitvoeren.
Met een niveauregeling worden de actuele vulniveaus vastgesteld en wordt de pomp,
afhankelijk van de vulniveaus, automatisch in- en uitgeschakeld. Het vaststellen van de
vulniveaus gebeurt met behulp van verschillende sensortypes (vlotterschakelaar, druk-
en ultrasoonmetingen of elektrodes). Let bij gebruik van een niveauregeling op de vol-
gende punten:
▪ Vlotterschakelaars kunnen vrij bewegen!
▪ Het minimaal toegestane waterpeil mag niet worden onderschreden!
▪ De maximale schakelfrequentie mag niet worden overschreden!
▪ Bij sterk schommelende vulniveaus wordt een niveauregeling met twee meetpunten
aanbevolen. Hiermee kunnen grotere schakelverschillen worden bereikt.
Een droogloopbeveiliging moet voorkomen dat de pomp zonder medium in bedrijf is.
Tevens moet deze ervoor zorgen dat er geen lucht in het hydraulisch systeem binnen
kan dringen. Hiervoor moet het toegestane minimumniveau met behulp van een sig-
naalgever worden bepaald. Zodra de voorgeschreven grenswaarde wordt bereikt, moet
de pomp worden uitgeschakeld en een overeenkomstige melding worden geactiveerd.
Een droogloopbeveiliging kan dienen als extra meetpunt voor een reeds aanwezige ni-
veauregeling, of functioneren als individuele uitschakelinrichting. Afhankelijk van het
veiligheidsniveau van de installatie kan het opnieuw inschakelen van de pomp automa-
tisch of handmatig plaatsvinden. Voor een optimale bedrijfsveiligheid wordt de installa-
tie van een droogloopbeveiliging aanbevolen.
WILO SE 2019-01