7.4
Bedrijf in explosieve atmosfeer
7.5
Voor het inschakelen
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo Motor HC 20.1 + EMU FA, Rexa SUPRA, Rexa SOLID
Inbedrijfname
een testloop, moeten de omgevings- en bedrijfsomstandigheden in acht worden ge-
nomen!
Onjuiste draairichting
Bij een onjuiste draairichting wijzigt u de aansluiting als volgt:
▪ Verwissel bij motoren met directe aanloop twee fasen.
▪ Verwissel bij motoren met sterdriehoekaanloop de aansluitingen van twee wikkelingen
(bijv. U1/V1 en U2/V2).
GEVAAR
Explosiegevaar door vonken in het hydraulische systeem!
Tijdens het bedrijf moet het hydraulische systeem vol zijn gelopen (volledig gevuld
met medium). Als het debiet afbreekt of het hydraulische systeem opduikt, kunnen
in het hydraulische systeem luchtbuffers ontstaan. Daardoor bestaat explosiegevaar,
bijvoorbeeld door vonken als gevolg van statische lading! Een droogloopbeveiliging
moet de uitschakeling van de pomp bij een bepaald vloeistofniveau waarborgen.
Goedkeuring volgens ATEX o
Goedkeuring volgens FM
Goedkeuring volgens CSA-
Ex
Legenda: − = niet aanwezig/mogelijk, o = optioneel, • = seriematig
Voor het gebruik in een explosieve atmosfeer moet de pomp als volgt op het typeplaat-
je worden gemarkeerd:
▪ "Ex"-symbool van de desbetreffende goedkeuring
▪ Explosie-classificatie
Raadpleeg voor de desbetreffende eisen het hoofdstuk "Ex"-bescherming in de bij-
lage van deze inbouw- en bedieningsvoorschriften en zorg dat daaraan wordt vol-
daan!
ATEX-certificering
De pompen zijn geschikt voor het bedrijf in explosieve zones:
▪ Apparaatgroep: II
▪ Categorie: 2, zone 1 en zone 2
De pompen mogen niet in zone 0 worden gebruikt!
FM-goedkeuring
De pompen zijn geschikt voor het bedrijf in explosieve zones:
▪ Beschermingsklasse: Explosionproof
▪ Categorie: Class I, Division 1
Let op: Indien de bekabeling conform Division 1 wordt uitgevoerd, is de installatie ook
in Class I, Division 2 toegestaan.
Controleer voor het inschakelen de volgende punten:
▪ Controleren van de installatie op een juiste en volgens lokale voorschriften geldige uit-
voering:
– Is de pomp geaard?
– Is de installatie van de voedingskabel gecontroleerd?
– Is de elektrische aansluiting volgens voorschriften uitgevoerd?
– Zijn de mechanische onderdelen correct bevestigd?
▪ Controleren van de niveauregeling:
– Kunnen vlotterschakelaars vrij bewegen?
– Schakelniveaus gecontroleerd (pomp aan, pomp uit, minimaal waterpeil)?
– Is er een aanvullende droogloopbeveiliging geïnstalleerd?
▪ Controleren van de bedrijfsomstandigheden:
– Is de min./max. temperatuur van het medium gecontroleerd?
– Is de max. dompeldiepte gecontroleerd?
– Is de bedrijfssituatie gedefinieerd afhankelijk van het minimaal waterpeil?
– Wordt voldaan aan de max. schakelfrequentie?
HC 20.1
o
−
nl
HC 20.1 ...-E3
o
−
−
607