Voordat inbrenging geprobeerd wordt, dient u er zeker van te zijn dat u bekend
bent met de bovenstaande complicaties en de noodbehandeling ervan, mocht er
zich een voordoen.
WAARSCHUWINGEN:
• Het vloeistofniveau van de katheter daalt (waardoor lucht kan binnendringen)
indien het verbindingsstuk van de katheter boven het niveau van het hart van
de patiënt wordt gehouden en geopend. Teneinde te helpen voorkomen dat
het vloeistofvolume daalt (waardoor lucht kan binnendringen) tijdens het
vervangen van injectiedoppen, houdt u het verbindingsstuk onder het niveau
van het hart van de patiënt voordat u de injectiedop verwijdert.
• In het zeldzame geval dat een cilinder of verbindingsstuk van een component
losraakt tijdens inbrenging of gebruik, dient u alle nodige stappen en
voorzorgsmaatregelen te nemen om bloedverlies of luchtembolie te voorkomen
en de katheter te verwijderen.
• De voerdraad of katheter NIET opvoeren als ongewone weerstand wordt gevoeld.
• De voerdraad NIET met kracht in een component inbrengen of er uit
terugtrekken. De draad kan breken of rafelen. Als de voerdraad beschadigd
wordt, moeten de introducernaald of de huls/dilatator en de voerdraad samen
worden verwijderd.
• Volgens de Amerikaanse (federale) wet mag dit instrument uitsluitend door of
op voorschrift van een arts worden verkocht.
• Deze katheter is uitsluitend voor eenmalig gebruik.
• De katheter of accessoires OP GEEN ENKELE WIJZE opnieuw steriliseren.
• Hergebruik kan leiden tot infectie of ziekte/letsel.
• De fabrikant is niet aansprakelijk voor enige schade veroorzaakt door
hergebruik of hersterilisatie van deze katheter of de accessoires.
• Inhoud steriel en niet-pyrogeen in ongeopende, onbeschadigde verpakking.
MET ETHYLEENOXIDE GESTERILISEERD
• De katheter of accessoires NIET gebruiken als de verpakking geopend of
beschadigd is.
• De
katheter
productbeschadiging zichtbaar zijn.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE KATHETER:
• Kleine injectienaalden zullen buitenmatige druk uitoefenen en kunnen de
katheter beschadigen. Spuiten van tien (10) cc of groter worden aanbevolen.
• Gebruik GEEN scherpe instrumenten in de buurt van de verlenglijnen of het
katheterlumen.
• Het verband NIET met een schaar verwijderen.
• Onderzoek het katheterlumen en verlenging(en) vóór en na elke infusie op
beschadiging.
• Controleer om ongelukken te voorkomen vóór en tussen behandelingen of
alle doppen en aansluitingen goed vastzitten.
• Gebruik uitsluitend luerlock-verbindingsstukken (met schroefdraad) met deze
katheter.
• Herhaaldelijk te ver vastdraaien van luerverbindingen, spuiten en doppen
verkort de levensduur van het verbindingsstuk en kan tot mogelijk falen van het
verbindingsstuk leiden.
• Controleer vóór gebruik de positie van de kathetertip door middel van
röntgenstralen. Controleer frequent de plaatsing van de tip volgens de
gedragslijnen van de instelling.
• De klep vormt geen barrière voor infectie. Strikte aseptische technieken
moeten worden gebruikt tijdens alle activeringen en vervangingen van
doppen. Er moet een steriele einddop wordt aangebracht op de cilinder van
de katheter om besmetting te voorkomen als de cilinder niet in gebruik is.
INBRENGPLAATSEN:
• De vena basilica, medium antecubitalis of cephalica kan gekatheteriseerd worden.
De voorkeur wordt gegeven aan de vena basilica boven de anticubitale fossa.
VENA BASILICA
STERILE EO
of
accessoires
2
NIET
gebruiken
-38-
als
er
tekenen
van