▪
Pas zo mogelijk een kortere echotijd voor gradiënt-echotechniek toe.
▪
Houd er rekening mee dat de werkelijke vorm van de beeldslice ruimtelijk gebogen kan
zijn vanwege de aanwezigheid van de veldstoring van de neurostimulator.
▪
Bepaal de locatie van het implantaat. Houd de richting van alle beeldslices zoveel
mogelijk van de geïmplanteerde neurostimulator afgewend.
w
Waarschuwingen:
▪
Als de MRI-scan in de buurt van de neurostimulator plaatsvindt, kan het nodig zijn
om de neurostimulator te verplaatsen voor een beter beeld. Gebruik als alternatief
een andere beeldvormingstechniek. Het MRI-beeld in de buurt van de
geïmplanteerde onderdelen van het neurostimulatiesysteem, en met name rond
de neurostimulator, kan ernstig vervormd of totaal geblokkeerd zijn.
▪
Verwijder het hele neurostimulatiesysteem als u de neurostimulator verwijdert.
Explanteer de neurostimulator niet zonder de geleidingsdraad/-draden. Een
achtergebleven geleidingsdraad kan gemakkelijk oververhit raken. Oververhitting
kan leiden tot weefselbeschadiging of ernstig letsel van de patiënt.
Lichaamsscan-compatibiliteit – Tijdens de MRI-scan
Actieve scantijd bijhouden
Patiënt bewaken
Comfort van patiënt
Trekken en/of trillen van de
neurostimulator
140 Nederlands MRI-richtlijnen voor neurostimulatiesystemen van Medtronic bij chronische pijn
Tabel 4. Lichaamsscan-compatibiliteit – Tijdens de MRI-scan
Houd de actieve scantijd binnen een tijdvenster van 90 minuten
bij. Zie "Begrenzing van de actieve scantijd" in Tabel 1.
Controleer de patiënt visueel en door vragen te stellen.
Controleer de patiënt tussen elke twee
beeldvormingssequenties. Stop de MRI-scan onmiddellijk als
de patiënt niet normaal reageert op vragen, of als deze
problemen ervaart.
Tijdens de MRI-scan kan de implantatieplaats van de
neurostimulator opwarmen. Als de patiënt hier ongemak van
ondervindt, kunt u een ijszak of koude compressen op die plek
leggen. Stop de MRI-scan als de patiënt de warmteontwikkeling
als zeer onaangenaam ervaart.
Tijdens de MRI-scan kan de patiënt de neurostimulator voelen
trekken en/of trillen. Stop de MRI-scan als de patiënt het trekken
of trillen als zeer onaangenaam ervaart.
Als de neurostimulator zich dicht bij de wand van de MRI-tunnel
bevindt, kunt u de neurostimulator met een kussen van de
tunnelwand afhouden om het trillen te beperken.