7. Sluit de rode (19) en zwarte (20)
draadaansluitingen van de brandstofpomp aan
op de aansluitingen van de voet van de
brandstofpomp (21). Duw de draadaansluitingen
zover door totdat ze niet verder kunnen, zoals
afgebeeld.
Pas op dat u de draden niet beschadigt.
8. Breng ten hoogste 0,5 g motorolie aan op een
nieuwe O-ring (22).
Breng een nieuwe O-ring aan op de
brandstofpompeenheid (23).
(23)
(19)
(22)
(21)
(19)
(21)
(19) rode draadaansluiting
(20) zwarte draadaansluiting
(21) aansluitingen in de voet van de brandstofpomp
(22) nieuwe O-ring
(23) brandstofpompeenheid
9. Breng een nieuwe O-ring (24) aan in de groef van
de benzinetank.
10. Breng de brandstofpompeenheid (25) aan in de
benzinetank (26).
Pas op dat u de draden niet beschadigt.
(26)
(24) nieuwe O-ring
(25) brandstofpompeenheid
(20)
11. Breng de nieuwe brandstofpompplaat (27) aan
met het identificatiemerkteken (28) naar voren
en naar boven gericht.
(28)
(20)
(27) brandstofpompplaat
(28) identificatiemerkteken
(24)
(25)
(26) benzinetank
(27)
Brandstofsysteem
12. Breng de conische veerringen (29), kragen (30),
ringen (31), blokkeerkabel (32),
blokkeerkabelgeleider (33) en
bevestigingsbouten van de brandstofpomp (34)
aan.
13. Monteer de benzinetank.
Zorg dat de bolle kant van de conische veerringen
naar boven wijst.
(29) (30) (34)
(33)
(29) conische veerringen
(30) kragen
(31) ringen
(32) blokkeerkabel
(33) blokkeerkabelgeleider
(34) bevestigingsbouten van de brandstofpomp
14. Haal de bevestigingsbouten van de
brandstofpomp in de aangegeven volgorde aan
met het opgegeven aantrekkoppel, zoals
afgebeeld.
11 N·m (1,1 kgf·m)
1
6
4
15. Sluit de benzineleiding aan (pagina 46).
16. Verhoog de brandstofdruk (pagina 52).
Onderhoud aan uw Honda
(32)
(29)
(30)
(31) (34)
3
5
2
51