boom niet in de verkeerde richting valt.
Maak geen sneden in de scharnier.
5. Zonder het blad te verwijderen, wordt de
breedte van de scharnier geleidelijk aan
kleiner gemaakt, tot de boom omvalt.
6. Als er gevaar bestaat dat de boom niet
in de gewenste richting valt of dat hij
achterover zou kunnen hellen en zo de
zaagketting zou kunnen verbuigen, stop
dan met zagen zonder de achterste
velsnede af te maken en gebruik houten,
kunststof of aluminium wiggen (Afb. 18.D)
om de snede te openen. Laat de boom
langs de gewenste vallijn vallen door met
een knuppel op de wiggen te kloppen.
7. Haal de machine uit de snede zodra de
boom begint te vallen, zet de machine stil
(par. 6.6), plaats ze op de grond en neem de
voorziene vluchtweg. Pas op vallende
takken en let op waar u loopt.
6.5.3 Takken van een boom snoeien
Snoeien betekent de takken van
een gevelde boom afzagen.
Let op de steunpunten van de tak
op de grond, op de mogelijkheid dat
die in spanning staat, op de richting die
de tak kan aannemen tijdens het zagen
en op de mogelijke instabiliteit van de
boom na het afzagen van de tak.
Als er takken gesnoeid worden moeten de
grotere, onderste takken niet afgezaagd
worden om de stam te steunen.
Verwijder de kleine takken met een enkele klop
(Afb. 19.A) tegelijkertijd ingedrukt worden.
U kunt het beste de onder spanning staande
takken vanaf de onderkant afzagen om te
voorkomen dat de kettingzaag doorbuigt
(Afb. 19.B) tegelijkertijd ingedrukt worden.
6.5.4 Doorzagen van een boomstam
Met doorzagen wordt het dwars in stukken
zagen van boomstammen bedoeld.
Het is belangrijk stevig op de grond te staan
met uw gewicht gelijkmatig over beide benen
verdeeld. Indien mogelijk, kunt u het beste de
boomstam omhoog zetten met behulp van
takken, andere boomstammen of houtblokken.
Het doorzagen van een stam
wordt vergemakkelijkt door het
gebruik van de pal (Afb. 1.I):
1. steek de pal in de stam, voer een
hefboomkracht uit op de pal en
laat de machine een boogvormige
beweging maken zodat het blad in
het hout kan dringen (Afb. 20);
2. herhaal de handeling meerdere keren
indien nodig, door het steunpunt
van de pal te verplaatsen.
• Boomstam op de grond
Als de boomstam over zijn hele lengte
op de grond rust, dan moet hij van
bovenaf doorgezaagd (bovenste
zaagsnede) worden (Afb. 21.A).
– Zaag tot ongeveer halverwege de
diameter, rol de stam en maak het werk
af aan de tegenoverliggende zijde.
• Op een enkel uiteinde
steunende boomstam
Wanneer de boomstam op een
enkel uiteinde steunt
1. dient men 1/3 van de doorsnede van
de onderste kant (onderste zaagsnede)
door te zagen (Afb. 22.A);
2. daarna moet u van boven naar onder
zagen naar de eerste zaagsnede toe (Afb.
22.B) tegelijkertijd ingedrukt worden.
• Op beide uiteinden steunende boomstam
Wanneer de boomstam op
beide uiteinden steunt:
1. dient men 1/3 van de doorsnede van
boven af door te zagen (bovenste
zaagsnede) (Afb. 23.A);
2. dan moet u de laatste snede uitvoeren,
door 2/3 van de boomstam van onderaf
doorzagen naar de eerste zaagsnede toe
(Afb. 23.B) tegelijkertijd ingedrukt worden.
• Hellende boomstam
Als er een boomstam op een helling
doorgezaagd wordt, moet u altijd boven
de boomstam staan, (Afb. 24).
Om de controle over de zaag niet te
verliezen als de boomstam bijna helemaal
doorgezaagd is, moet u de druk op de
zaagsnede verminderen zonder de grip op de
handgrepen van de machine te verminderen.
De machine mag de grond niet raken.
6.6 SUGGESTIES VOOR HET GEBRUIK
OPMERKING Gedurende de eerste 6-8
werkuren van de machine, wordt vermeden
de hoogste toerentallen te gebruiken.
BELANGRIJK Stop de machine (par. 6.6)
tijdens verplaatsingen tussen werkzones.
NL - 13