De verlichting moet door de gebruiker worden ingeschakeld. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van de aBox™ Duodeno voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de aBox™ Duodeno.
Inspectie van het beeld 8
•
Schakel de led in door op de verlichtingsknop op de aBox™ Duodeno te drukken.
•
Controleer of er een rechtstreeks beeld op het scherm wordt weergegeven door het
distale uiteinde van de aScope™ Duodeno naar een object te richten, bijvoorbeeld uw
handpalm. Controleer tevens of het beeld correct is georiënteerd.
•
Pas de beeldinstellingen zo nodig aan in het instellingen- en informatiemenu van de aBox™
Duodeno. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de aBox™ Duodeno voor meer informatie.
•
Verbuig het distale uiteinde van de endoscoop en bevestigd of het rechtstreekse beeld niet
wordt verstoord en of er geen andere onregelmatigheden of artefacten aanwezig zijn.
•
Als het beeld wordt belemmerd en/of onduidelijk is, veegt u de lens aan het distale
uiteinde af met een steriele doek.
Controle van de bedieningsschakelaars
Alle bedieningsschakelaars moeten worden gecontroleerd op normale werking, zelfs als niet
wordt verwacht dat ze zullen worden gebruikt. Het endoscopische beeld kan bevriezen of er
kunnen tijdens het onderzoek andere onregelmatigheden optreden die letsel, bloedingen en/
of perforatie bij de patiënt kunnen veroorzaken.
•
Druk elke bedieningsschakelaar in en controleer of de gespecificeerde functies naar
verwachting werken.
Controle van de afzuig-, spoel- en insufflatiefuncties van de endoscoop
•
Controleer of de afzuig- en spoel-/insufflatieventielen werken zoals verwacht door zowel
het afzuig- als het spoel-/insufflatieventiel in te drukken. Dek de opening van het spoel-/
insufflatieventiel af en controleer of de bijbehorende functie goed werkt.
4.4. De aScope™ Duodeno bedienen
De endoscoop inbrengen 9
•
Plaats een geschikt mondstuk tussen de tanden of het tandvlees van de patiënt.
•
Zorg ervoor dat de brug niet omhoog is gebracht voordat u de endoscoop inbrengt.
•
Breng indien nodig een smeermiddel van medische kwaliteit op het inbrenggedeelte aan.
•
Steek het distale uiteinde van de endoscoop door de opening van het mondstuk en
ga vervolgens van de mond naar de farynx terwijl u het endoscopische beeld bekijkt.
Breng het inbrenggedeelte niet verder in de mond aan dan de grensmarkering van
het inbrenggedeelte.
De endoscoop vasthouden en manipuleren
•
Het bedieningsgedeelte van de endoscoop is ontworpen om in de linkerhand te
worden gehouden.
•
De insufflatie-/spoelventielen en afzuigkleppen kunnen met de linkerwijsvinger
worden bediend.
•
Het hoekbedieningswiel OMHOOG/OMLAAG en de bedieningshendel van de brug
kunnen met de linkerduim worden bediend.
•
De rechterhand kan zo het inbrenggedeelte en het hoekbedieningswiel naar RECHTS/
LINKS manipuleren.
Het distale uiteinde verbuigen
•
Bedien waar nodig de hoekbedieningswielen om het distale uiteinde tijdens het
inbrengen en observeren te geleiden.
•
Gebruik de hoekvergrendelingshendels van de endoscoop om het gebogen distale
uiteinde in positie te houden.
420