Descargar Imprimir esta página

Merit Medical ClariVein OC Instrucciones De Uso página 25

Publicidad

13. Infectie op de toegangslocatie
14. Overlijden
15. DVT (diepveneuze trombose)
HOE AANGELEVERD
De inhoud is GESTERILISEERD met behulp van ethyleenoxide (EO). Niet gebruiken als de steriele barrière
beschadigd is. Neem contact op met de vertegenwoordiger van Vascular Insights™ als u beschadigingen
tegenkomt. Gebruik het apparaat niet als het label onvolledig of onleesbaar is.
HANTERING EN OPSLAG
Bewaar dit product op een koele en droge plek. Dit product is bedoeld voor gebruik in een normale
kantooromgeving met een temperatuur van 20 °C tot 40 °C, een relatieve luchtvochtigheid van < 75%
en een hoogte van < 2000 meter.
INSTRUCTIES VOOR AFVOEREN
Voer de producten die tijdens de procedure worden gebruikt na gebruik af volgens het protocol van
de instelling.
LET OP: Het ClariVein®-motoraandrijvingsapparaat bevat een blokbatterij van 9 volt die niet mag
worden verwijderd. Hierdoor wordt het volledige product, inclusief het motoraandrijvingsapparaat,
beschouwd als een geïnfecteerd medisch hulpmiddel en is het volledig wegwerpbaar als medisch/
biologisch gevaarlijk afval. Het product mag niet worden gebruikt voor de recycling van gebruikte
elektronische apparatuur.
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Procedureaccessoires en toedieningsmiddelen
Zorg dat u vóór gebruik de instructies van de betreffende fabrikant hebt gelezen en begrepen met
betrekking tot de procedureaccessoires en de oplossingen die mogen worden gebruikt. Dit geldt ook
voor alle waarschuwingen, voorzorgen, mogelijke bijwerkingen en contra-indicaties.
Patiëntvoorbereiding
1.
Gebruik een steriele techniek volgens het protocol van uw instelling.
2.
Geef de patiënt de juiste medicatie.
3.
Bereid de punctieplaats voor en dek deze af.
4.
Gebruik een toegangshulpmiddel van de juiste grootte voor gebruik met de ClariVein® OC. Het
wordt aanbevolen om een toegangshulpmiddel te gebruiken dat gelijk is aan of groter is dan een
introducer van 4 Fr of een korte katheter van 18 G voor het perifere vaatstelsel.
5.
Dien plaatselijke verdoving toe op de punctieplaats indien nodig, volgens het protocol van uw
instelling.
6.
Bereid het toegangshulpmiddel voor en plaats het volgens de instructies van de fabrikant.
Voorbereiding instrument
Inspecteer de verpakking van het product voordat u deze opent. Niet gebruiken als de verpakking
1.
geopend of beschadigd is.
2.
Gebruik een steriele techniek om de tray voorzichtig uit de zak te halen, en de inhoud van de tray
af te halen.
Controleer het apparaat op zichtbare tekenen van beschadiging. Niet gebruiken als de inhoud
3.
beschadigd is.
4.
Trek het treklipje van het batterijcompartiment uit het motoraandrijvingsapparaat en gooi het
weg. (Afbeelding 2, onderdeel 12)
5.
Controleer of het motoraandrijvingsapparaat stroom krijgt door de trekker (afbeelding 2,
onderdeel 10) over te halen en te controleren of het groene indicatielampje brandt. (Afbeelding 2,
onderdeel 13)
OPMERKING: De dispersiedraad draait niet rond als het groene indicatielampje niet brandt.
6.
Draai het controleventiel rechtsom op de injectiepoort van de katheter om het controleventiel te
bevestigen. (Afbeelding 1, onderdeel 2; afbeelding 3, onderdeel 14)
7.
Spoel een normale zoutoplossing (USP 0,9%) door het controleventiel en de injectiepoort van
de katheter om te controleren of de onderdelen goed vastzitten en de katheter goed werkt.
(Afbeelding 1, onderdeel 2)
LET OP: Als u lekkage opmerkt, moet u de aansluitingen van de spuit en het controleventiel
opnieuw controleren. Gebruik het apparaat niet als u lekkage opmerkt.
8.
Vul de spuit van 5 ml met het middel dat u wilt infunderen. (Afbeelding 3, onderdeel 15)
Plaatsing van de katheter
1.
Gebruik vasculaire beeldvorming (bijv. echografie) om de coaxiale katheterhuls en de
dispersiedraad van de ClariVein® OC via het toegangshulpmiddel naar de gewenste positie in het
perifere vaatstelsel te brengen.
De katheter aansluiten op het motoraandrijvingsapparaat:
1.
Zorg dat de katheter en het uiteinde van de dispersiedraad in het perifere vaatstelsel op dezelfde
positie blijven.
2.
Houd de geleidervleugel vast en plaats het motoraandrijvingsapparaat op het patroon van de
katheter, zodat ze bij elkaar komen in positie 1 van het uitlijningsgedeelte (afbeelding 2, onderdeel
7; afbeelding 4). Zorg dat u het proximale uiteinde van de katheter niet buigt of knikt.
OPMERKING: Zodra de katheter in positie 2 is geplaatst, kan deze niet meer worden losgemaakt
van het motoraandrijvingsapparaat.
3.
Bevestig met behulp van vasculaire beeldvorming dat het uiteinde van de dispersiedraad in de
gewenste positie blijft. Verplaats het uiteinde indien nodig.
4.
Plaats het patroon in de laatste positie van het motoraandrijvingsapparaat door het apparaat op
te voeren en tegelijkertijd lichte druk uit te oefenen op het spuitvergrendelingsmechanisme. Het
patroon klikt vast in uitlijningspositie 2.
OPMERKING: Het elektrische circuit is nu ingeschakeld en het uiteinde van de dispersiedraad is nu
niet meer afgeschermd.
5.
Klik de spuit vast in het spuitvergrendelingsmechanisme van het motoraandrijvingsapparaat en
controleer of de spuit goed vastzit. (Afbeelding 2, onderdeel 9)
6.
Bevestig met behulp van vasculaire beeldvorming opnieuw dat het uiteinde van de dispersiedraad
in de gewenste positie in het vat blijft. Verplaats het uiteinde indien nodig.
DE ROTEERBARE DISPERSIEDRAAD ACTIVEREN:
1.
Gebruik een aseptische techniek tijdens het verwijderen uit de verpakking en tijdens het gebruik.
a. L – laag, 2000 omw/min.
b. M1 – gemiddeld, 2500 omw/min.
c. M2 – middelhoog, 3000 omw/min.
d. H – hoog, 3500 omw/min.
2.
Activeer de rotatie van de dispersiedraad door de trekker over te halen (afbeelding 2, onderdeel 10).
Markeringen op de katheterhuls
ZWART: Eén streepje geeft een verhoging van 1 cm aan en twee streepjes geven een verhoging van
10 cm aan.
WIT: Eén streepje geeft een afstand van ongeveer 8 cm aan vanaf het uiteinde van de dispersiedraad
wanneer de draad niet is afgeschermd.
Procedurestappen
1.
Trek de draad langzaam terug door het behandelingsgebied terwijl u tegelijkertijd het door
de arts gespecificeerde middel infundeert.
Aanbevolen techniek:
Druk de plunjer van de spuit in met de duim van dezelfde hand die het
motoraandrijvingsapparaat vasthoudt. (Afbeelding 4).
Een terugtreksnelheid van 1-2 mm/seconde wordt aanbevolen.
Aanbevelingen: Houd het motoraandrijvingsapparaat met één hand vast terwijl de
dispersiedraad ronddraait. Gebruik intussen uw andere hand om de katheter proximaal
ten opzichte van de toegangslocatie met twee vingers vast te pakken. Trek de draad
terug, maar zorg ervoor dat de katheter niet knikt of beschadigd raakt.
Houd de katheter/draad recht zodat er geen knik of scherpe bocht ontstaat tussen
de vasculaire toegangslocatie en het motoraandrijvingsapparaat.
LET OP: Een knik kan leiden tot schade aan het apparaat of letsel bij de patiënt.
LET OP: Oefen niet te veel kracht uit bij het terugtrekken of opvoeren van de katheter. Als
u weerstand merkt, moet u bepalen of er maatregelen moeten worden genomen. Als u zich
hier niet aan houdt, kan dit leiden tot schade aan het apparaat of letsel bij de patiënt.
2.
Stel de gewenste rotatiesnelheid van de dispersiedraad in.
3.
Ga verder met de infusieprocedure.
4.
Nadat ongeveer een derde van de totale behandeling is voltooid, moet u controleren of het middel
op de juiste manier is verspreid. Als dit niet het geval is, moet u de infusie en dispersie van het
middel mogelijk herhalen.
OPMERKING: Plaats de huls weer om de dispersiedraad heen door de geleidervleugel van positie
2 naar positie 1 in het uitlijningsgedeelte te brengen voordat u het uiteinde van de dispersiedraad
naar de gewenste positie opvoert. Herhaal vervolgens procedurestappen 1-3.
5.
Wanneer de beoogde infusieduur van het bloedvat voor de helft is verstreken, schuift u het
toegangshulpmiddel naar het meest proximale uiteinde van de katheter.
6.
Gebruik vasculaire beeldvorming om te controleren of het gewenste resultaat is bereikt terwijl
de katheter zich nog in het bloedvat bevindt.
7.
Plaats de huls weer om de dispersiedraad heen door de geleidervleugel in positie 1 te zetten
voordat u de katheter uit de patiënt verwijdert. Schakel het motoraandrijvingsapparaat uit:
a. Maak de spuit los van het spuitvergrendelingsmechanisme van het
motoraandrijvingsapparaat. (Afbeelding 2, 9)
b. Draai aan de katheter om deze te ontgrendelen uit positie 2. (Afbeelding 4)
c. Breng het patroon van de geleidervleugel van de katheter naar positie 1 van het
uitlijningsgedeelte. (Afbeelding 4)
OPMERKING: Door de geleidervleugel in positie 1 van het uitlijningsgedeelte te plaatsen,
wordt de huls weer aangebracht op het uiteinde van de dispersiedraad en wordt voorkomen
dat de draad ronddraait terwijl het apparaat bij de patiënt wordt verwijderd.
OPMERKING: De katheter kan niet worden losgemaakt van het motoraandrijvingsapparaat.
Na de procedure:
1.
Voer de producten en de verpakking af volgens het protocol van uw instelling.
2.
Behandel de patiënt na de procedure op de juiste manier.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
Voor medische elektrische apparatuur zijn er speciale voorzorgsmaatregelen nodig met betrekking
tot EMC. Deze maatregelen moeten worden genomen volgens de EMC-informatie in de bijbehorende
documenten. Draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur kan invloed hebben op medische
elektrische apparatuur.
WAARSCHUWING Het gebruik van accessoires die niet in dit document worden genoemd, kan leiden
tot verhoogde emissies of verminderde immuniteit van de apparatuur. De apparatuur mag niet naast
andere apparatuur worden gebruikt. Als dit wel gebeurt, moet u controleren of de apparatuur normaal
blijft werken in de configuratie waarin deze wordt gebruikt.
Richtlijnen en verklaring van de fabrikant – Emissies
De ClariVein® OC is bedoeld voor gebruik in de hieronder aangegeven elektromagnetische
omgeving. De gebruiker dient ervoor te zorgen dat het systeem in een dergelijke omgeving wordt
gebruikt.
Emissietest
Naleving
Elektromagnetische omgeving – Richtlijnen
RF-emissies
Groep 1
De ClariVein® OC gebruikt alleen RF-energie voor de interne
CISPR 11
werking. Daarom zijn de RF-emissies zeer laag en zullen ze
waarschijnlijk geen interferentie veroorzaken in elektronische
apparatuur in de buurt.
RF-emissies
Klasse B
De ClariVein® OC is geschikt voor gebruik in alle omgevingen,
CISPR 11
inclusief woonhuizen en omgevingen die rechtstreeks zijn
aangesloten op het openbare laagspanningsnet dat gebouwen
Harmonische
N.v.t.
voor woondoeleinden van stroom voorziet.
stromen IEC
61000-3-2
Flikkering IEC
N.v.t.
61000-3-3

Publicidad

loading