een endoscopisch accessoire in het werkkanaal wordt geplaatst, neemt de afzuigcapaciteit af.
Voor een optimale afzuigcapaciteit wordt aanbevolen om gedurende afzuiging het
inbrengapparaat of de injectiespuit volledig te verwijderen.
Endoscopische accessoires inbrengen 7d
Zorg altijd dat u de juiste maat endoscopische accessoires voor de aScope 3 selecteert
(zie hoofdstuk 1.2). Controleer het endoscopische accessoire voordat u het gebruikt. Vervang
het als het niet goed werkt of er anders uitziet. Breng het endoscopische accessoire in de
ingang van het werkkanaal in en breng het voorzichtig naar binnen via het werkkanaal, totdat
het op de aView te zien is. Het meegeleverde inbrengapparaat kan worden gebruikt om het
inbrengen van zachte accessoires, zoals een microbiologieborstel, te vergemakkelijken.
De aScope 3 terughalen 8
Verzeker u ervan dat de hendel in de neutrale stand staat wanneer u de aScope 3 terughaalt.
Haal de aScope 3 terug terwijl u het beeld op de aView bekijkt.
4.3. Na gebruik
Visuele controle 9
1.
Ontbreken er onderdelen op het buigstuk, de lens of het inbrengsnoer? Zo ja, dan dient
u corrigerende maatregelen te nemen om het/de ontbrekende onderde(e)l(en) te vinden.
2.
Zijn er tekenen van beschadiging op het buigstuk, de lens of het inbrengsnoer?
Zo ja, onderzoek dan of het product intact is en ga na of er onderdelen ontbreken.
3.
Zijn er insnijdingen, gaten, doorbuigingen, opzwellingen of andere onregelmatigheden
op het buigstuk, de lens of het inbrengsnoer zichtbaar? Zo ja, onderzoek dan of het
product intact is en ga na of er onderdelen ontbreken.
Als corrigerende maatregelen nodig zijn (stap 1 tot en met 3), voert u deze uit in
overeenstemming met de plaatselijke ziekenhuisprocedures. De onderdelen van het
inbrengsnoer zijn niet-röntgendoorlatend.
Laatste stappen
Koppel de aScope 3 los van de aView 10 . De aScope 3 is een hulpmiddel voor eenmalig
gebruik. Na gebruik wordt de aScope 3 als verontreinigd beschouwd en dient deze te worden
afgevoerd in overeenstemming met de plaatselijke richtlijnen voor de inzameling van
verontreinigde medische hulpmiddelen met elektronische onderdelen. U mag het apparaat
niet weken, spoelen of steriliseren; dergelijke procedures kunnen schadelijke resten
achterlaten of storing van het apparaat veroorzaken. Het ontwerp en het gebruikte materiaal
zijn niet compatibel met conventionele reinigings- en sterilisatieprocedures.
5. Technische productspecificaties
5.1. Toegepaste normen
De werking van de aScope 3 voldoet aan:
– Richtlijn 93/42/EEG van de Raad betreffende medische hulpmiddelen.
– IEC 60601-1 ed 2 Medische elektrische toestellen – Deel 1: Algemene eisen voor
basisveiligheid en essentiële prestaties.
– IEC 60601-1 ed 3.1 Medische elektrische toestellen - Deel 1: Algemene eisen voor
basisveiligheid en essentiële prestaties.
– IEC 60601-2-18 Medische elektrische toestellen – Deel 2-18: Bijzondere eisen voor de
veiligheid van endoscopische instrumenten.
– ISO 8600-1: Optiek en optische instrumenten – Medische endoscopen en
endotherapeutische instrumenten – Deel 1: Algemene eisen.
– IEC 60601-1-2: Medische elektrische toestellen – Deel 1-2: Algemene eisen voor de veiligheid
en essentiële prestatie – Secundaire norm: Elektromagnetische compatibiliteit –
Eisen en beproevingen.
– ISO 10993-1: Biologische evaluatie van medische hulpmiddelen – Deel 1: Evaluatie en
beproeving binnen een risicomanagementproces
– ISO 594-1: Conische fittingen met een 6% (Luer) conus voor injectiespuiten, -naalden en
bepaalde andere medische toestellen – Deel 1: Algemene eisen.
177