Aanslui-
Stekker
Configuratie
ting
RA
IS-1
Bipolair
(R)V
IS-1
Bipolair
LV
IS-1
Unipolair, bipolair Linker ventrikel
Elektrodeaansluiting DF4/IS-1
Het opschrift op het implantaat informeert over mogelijke elektrodeaansluitingen naar
implantaattype en over de indeling van de aansluitingen:
VR
DR
IS-1
RA
DF4-LLHH
DF4-LLHH
RV
RV
Aansluiting
Stekker
Configuratie
RA
IS-1
Bipolair
LV
IS-1
Unipolair, bipolair Linker ventrikel
RV, SVC
DF4
Bipolair en shock
Opmerking: Aan de DF4-aansluiting van het implantaat mogen alleen elektroden met
stekker die onder ISO 27186 vallen aangesloten worden.
Elektroden
De elektroden van BIOTRONIK zijn met biocompatibel silicoon omhuld. Ze zijn flexibel
te manoeuvreren, duurzaam stabiel en voor actieve of passieve fixatie uitgerust. Zij
worden met behulp van een inbrenginstrumentenset geïmplanteerd. Enkele elektroden
zijn voor een betere glijdende geleiding met polyurethaan gecoat. Elektroden met
steroïden reduceren ontstekingsprocessen. De fractale uitvoering van de elektroden
zorgt voor lage stimulatiedrempels. BIOTRONIK kan adapters leveren om al geïmplan-
teerde elektroden aan nieuwe implantaten aan te sluiten.
Implantatie plaats Implantaattype
Atrium
DX, DR, HF
(Rechter) ventrikel VR, DX, DR, HF
HF
HF
IS-1
IS-1
LV
RA
DF4-LLHH
RV
Implantatie plaats Implantaattype
Atrium
DR, HF
HF
Rechter ventrikel
VR, DR, HF
Telemetrie
De telemetrische communicatie tussen implantaat en programmer is na de initialisatie
zowel door positionering van een programmeerkop (PGH, Programming Head) als door
RF-telemetrie (hoge frequentietelemetrie) mogelijk, deze functie heet bij BIOTRONIK
®
SafeSync
.
Programmeerapparaat
Er wordt geïmplanteerd en nagezorgd met het mobiele programmeerapparaat van
BIOTRONIK: Er bestaat een met geïntegreerde RF-telemetrie en een met een aparte
SafeSync-module. Met behulp van het programmeerapparaat wordt bij implantatie het
actuele implantaatprogramma op het implantaat overgedragen. Er kunnen stimulatie-
drempels worden vastgesteld en alle tests tijdens een In-Clinic nacontrole kunnen
worden uitgevoerd. Het programmeerapparaat dient bovendien voor het instellen van
modus- en parametercombinaties en voor het opvragen en opslaan van gegevens uit
het implantaat. Op het display verschijnen gelijktijdig het kabelloos ECG, IEGM,
markers en functies.
Modi
De instelling van de modus hangt van de individuele diagnose af:
Implantaattype
Modi
VR
VVI; VVIR; V00; UIT
DX
VDD; VDDR; VDI; VDIR; VVI; VVIR; V00; UIT
DR, HF
DDD; DDDR; DDI; DDIR; VDD; VDDR; VDI; VDIR
VVI; VVIR; AAI; AAIR; V00; D00; UIT
NBD- en NBG-codes
VVE is de NBD-code voor de antitachycarde modus van 1-, 2- en 3-kamer-implantaten:
V
Shock in het ventrikel
V
Antitachycardiefuncties (ATP) in het ventrikel
E
Detectie door IEGM-evaluatie
214