nl
2.6.2
Functiecontroles
WAARSCHUWING
Gevaar voor elektrische schokken door defecte kabels of apparatuur!
►
Controleer de elektrische apparatuur regelmatig.
►
Vervang losse, versleten of defecte kabels/aansluitingen.
WAARSCHUWING
Gevaar voor patiënt en gebruiker door functieverlies of elektrische
schokken!
►
Gebruik alleen droge onderdelen (bijv. stekkeraansluiting voor
camerabesturingseenheid, optische lens).
WAARSCHUWING
Gevaar voor patiënt ten gevolge van verkeerd weergegeven beeld!
►
Voorafgaand aan de toepassing en na elke wijziging van de instel-
lingen (bijv. activering van algoritmen) controleert u de juiste
weergave van het live-beeld. Voer indien nodig de witbalans uit.
Opmerking
Voer de chirurgische ingreep alleen uit als alle te gebruiken onderdelen in
een onberispelijke toestand verkeren.
Opmerking
Voor elk gebruik, na een stroomstoring of een onderbreking, moet de func-
tionaliteit van alle aangesloten apparaten worden gecontroleerd en moe-
ten alle aansluitingen worden gecontroleerd om te zien of ze correct zijn.
Opmerking
Het endoscoopbeeld moet scherpgesteld, helder en schoon zijn op een
gepaste werkafstand.
Opmerking
Blijf geen beschadigde producten gebruiken.
Voer voor elke procedure een functiecontrole uit:
►
Sluit de camerakop aan op de camerabesturingseenheid.
►
Zet het apparaat en alle gebruikte apparaten aan.
►
Gebruik de scherpstelring om het beeld scherp te stellen.
►
Gebruik de zoomring om de gewenste beeldgrootte in te stellen.
►
Richt de camerakop op een object binnen de normale werkafstand.
►
Stel de witbalans in.
►
Zorg ervoor dat er een goed live-beeld wordt weergegeven op het
beeldscherm zonder verticale lijnen, kleurvariaties of flikkering.
►
Zorg ervoor dat de knoppen op de camerakop en de camerabesturings-
eenheid goed kunnen worden bediend.
►
Zorg er, indien van toepassing, voor dat de lichtbron via de toetsen op
de camerakop en de camerabesturingseenheid kan worden aan- en uit-
geschakeld.
►
Lijn het beeldscherm uit voor de chirurg.
120
2.6.3
Configuratie
Systeeminstellingen
De volgende instellingen kunnen worden toegepast onder het menu-item
Systeeminstellingen:
■
Taal: Om de taal voor het cameramenu te selecteren (standaardinstel-
ling: Engels)
■
50 Hz/60 Hz: Om de beeldverversingssnelheid te selecteren
■
Het netwerk instellen: Om een netwerkverbinding voor de technische
dienst te maken
■
Geef de statusbalk weer: Om te selecteren of symbolen met informatie
over de op dat moment actieve beeldinstellingen in het statusgebied
van het scherm moeten worden weergegeven
■
Signaaltoon Remote-uitgang (gedeactiveerd is standaard): Om te
selecteren of een akoestisch signaal moet klinken wanneer een beeld
wordt opgenomen of wanneer een video-opname wordt gestart en
beëindigd.
■
Herstel de standaardinstellingen: Om alle apparaatinstellingen terug te
zetten naar de standaardinstellingen
Onder dit menu-item kan ook de volgende systeeminformatie worden
weergegeven:
■
Software-versie van de camerabesturingseenheid, aangesloten camer-
akop en aangesloten lichtbron
■
Serienummer van de camerabesturingseenheid, aangesloten camer-
akop en aangesloten lichtbron
Het submenu Network Setup kan ook worden gebruikt om een overzicht
van de huidige netwerkinstellingen weer te geven.
►
Open het menu en navigeer naar menuonderdeel System Setup.
►
Navigeer naar het gewenste item en pas de instellingen toe.
Gebruikersprofielen
In het submenu Profielen kunnen maximaal drie afzonderlijke gebruiker-
sprofielen worden aangemaakt.
Om een gebruikersprofiel aan te maken, moet eerst een eerste profiel wor-
den geselecteerd, waarvan de beeldinstellingen kunnen worden gewijzigd
en opgeslagen in het gebruikersprofiel.
Naast de beeldinstellingen kan in het gebruikersprofiel ook het volgende
worden ingesteld:
■
In-/uitschakelen van de AUTO-lichtsterkteregeling
■
Toewijzing van de knopfuncties op de camerabesturingseenheid en de
camerakop
■
individueel favorietenmenu
Het aanmaken van gebruikersprofielen eindigt met het toekennen van een
profielnaam aan het aangemaakte gebruikersprofiel met behulp van het
toetsenbord op het beeldscherm. De profielnaam mag niet meer dan 16
tekens lang zijn en moet verschillen van de standaard profielnamen.
Een aangemaakt gebruikersprofiel kan worden gewijzigd of verwijderd
wanneer het betreffende type camerakop is aangesloten:
►
Open het menu en navigeer naar menuonderdeel Profiel.
►
Navigeer naar Creëer gebruikersprofiel en kies een basisprofiel.
►
Pas de individuele instellingen toe.
►
Navigeer naar Sla op en sluit af en gebruik het toetsenbord op het
scherm om een naam in te voeren voor het gebruikersprofiel.
►
Door de witte knop lang in te drukken (≥2 seconden), wordt het gebrui-
kersprofiel opgeslagen onder de ingevoerde naam.
►
Om te wijzigen, ga naar Wijzig gebruikersprofiel en navigeer naar het
item dat gewijzigd moet worden.
►
Om te verwijderen gaat u naar Verwijder gebruikersprofiel en navi-
geert u naar het gebruikersprofiel dat verwijderd moet worden.