Afstandsbediening, uitwendige teststimulator, oplader, basisstation, voeding
en programmeerzender reinigen. De ondedelen kunnen worden gereinigd met een doek
of tissue met alcohol of een mild reinigingsmiddel. Restanten van zeepmiddelen moeten met een
vochtige doek worden verwijderd. Gebruik voor het reinigen geen schurende reinigingsmiddelen.
Reinig de accesssoires niet wanneer zij direct of indirect zijn aangesloten op een wandcontactdoos.
De oplaadkraag reinigen. Was de oplaadkraag met de hand met milde zeep en warm
water. De oplaadkraag mag niet in een machine worden gewassen. Laat de oplaadkraag aan de
lucht drogen. Zorg ervoor dat de oplader en het contragewicht uit de oplaadkraag zijn verwijderd
voordat u de oplaadkraag wast.
Complicaties
Hierna volgt een overzicht van bekende risico's bij het gebruik van diepe hersenstimulatie. Een aantal
van deze symptomen kunnen worden verholpen of verminderd door stroomsturing, het wijzigen van
stimulatieparameters, of door de positie van de DBS-lead te veranderen tijdens operatie.
Als een van deze situaties zich voordoen, dan dienen patiënten hun arts daarover zo snel mogelijk
te informeren.
•
Allergische reactie of reactie van het immuunsysteem
•
Risico's bij anesthesie/neurochirurgie, waaronder niet succesvolle implantatie,
blootstelling aan bloedpathogenen
•
CSF-lekkage
•
Dood, waaronder zelfmoord
•
Embolie, waaronder embolie in de lucht en pulmonaire embolie
•
Defect of storing aan een van de onderdelen van het hulpmiddel of de batterij, inclusief
maar niet beperkt tot breuk van de lead of de verlengkabel, storing van de apparatuur,
loszittende aansluitingen, kortsluitingen of blootliggende bedrading en beschadigde
isolatie van de leads, of dit nu wel of niet tot explantatie of herimplantatie leidt.
•
Bloedingen of ischemische beroerte, meteen of vertraagd, wat kan leiden tot tijdelijke of
permanente neurologische tekortkomingen, zoals spierzwakte, verlamming of afasie
•
Complicaties op de locatie van de implantaat, zoals pijn, slecht herstel, roodheid,
warmte, zwelling of een wond die tekens opnieuw open gaat
•
Infectie
•
Letsel aan weefsel naast of in het geopereerde gebied, zoals bloedvaten, perifere
zenuwen, hersenen (inclusief pneumocephalus), of pleura (waaronder pneumothorax).
•
Storing afkomstig van externe, elektromagnetische bronnen
•
Lead, verlengkabel (waaronder de bovenkant van de verlengkabel) en erosie of
verplaatsing van de neurostimulator
•
Verlies van voldoende stimulatie
•
Mentale achteruitgang, zoals aandacht of cognitieve aandoeningen, geheugenverlies,
of verwarring
•
Motorische problemen, zoals paresie, zwakte, incoördinatie, rusteloosheid,
spierspasmen, problemen met de houding en beweging, siddering, dystonie,
of dyskinesie, en valpartijen of verwondingen als gevolg van deze problemen
•
Spierstijfheid
Veiligheidsinformatie
Vercise Gevia™ Informatie voor voorschrijvers
91168753-02 Rev A 137 van 505